Simon Gronowski, het kind dat ontsnapte uit een dodentrein
Van de 28 treinkonvooien die tijdens de Tweede Wereldoorlog vanuit België vertrokken om Joden, Sinti en Roma en politieke gevangenen naar vernietigingskampen te vervoeren, werd er slechts één door het verzet aangevallen: het 20ste konvooi. Simon Gronowski, toen 11 jaar oud, zat in die trein. Hij dankt zijn leven aan drie verzetsstrijders.
Als je Simon Gronowski voor het eerst ontmoet, is het moeilijk voorstelbaar dat deze levenslustige negentiger ooit ontsnapte uit een dodentrein, het 20ste konvooi. Hij straalt een weergaloze kracht uit, ondanks alles wat hij en zijn familie hebben meegemaakt. Zijn vader was een Poolse Jood. "Na de Eerste Wereldoorlog was er veel werkloosheid, ellende en antisemitisme in het land. Dat leidde soms tot moorden. Daarom besloot mijn vader te vluchten. Hij trok dwars door Duitsland, waarna hij zichzelf België binnensmokkelde door de hele nacht door een bos te stappen.”
De verre herinneringen van Simon Gronowski klinken nog altijd door in de debatten van vandaag: "Mijn vader was een sans-papiers avant la lettre. Daarom betuig ik vandaag mijn solidariteit met sans-papiers en vluchtelingen. Voor België is het een erezaak om hen met menselijkheid en waardigheid op te vangen."
Wat deed uw vader toen hij naar België kwam?
Simon Gronowski. Hij werkte in een kolenmijn in Wallonië, bij Binche, waar hij de mijnwerkersziekte opliep, die ik chronische bronchitis noemde omdat hij veel hoestte. Daarna begon hij een handelszaak in leer. Hij trouwde en met mijn moeder kreeg hij twee kinderen. Mijn zus Ita was een briljante leerlinge aan de middelbare school in Elsene en een geweldige pianiste. Ik was vooral een kleine welp in de 145ste BSB (Boy-Scouts de Belgique, n.v.d.r.). We waren een eenvoudig maar gelukkig gezin.
Lees verder onder de video
Maar de Tweede Wereldoorlog zet alles op zijn kop.
Simon Gronowski. Al in 1940 nam de bezetter maatregelen tegen de Joden: verboden te werken, naar school te gaan, verplicht inschrijven in speciale registers bij de gemeenten, verplicht een gele ster te dragen, ...
Hielden de mensen zich daaraan?
Simon Gronowski. Ze waren bang te worden aangegeven en naar Breendonk gestuurd, een verhoor-, martel- en executiekamp. Ze wisten niet dat elke maatregel een stap richting de dood was. Als ze dat hadden geweten, zouden ze in opstand zijn gekomen, zoals de jongeren van het getto van Warschau, die liever vechtend stierven.
De nazi's openden ook een kazerne in Mechelen (Dossin) om Joden bijeen te brengen voor deportatie. Het was de voorkamer van de dood. Ze voerden razzia's uit en stuurden de mensen naar dit kamp. Ze concentreerden zich op Brusselse wijken. Iedereen die een ster droeg, moest in een vrachtwagen stappen en werd naar Mechelen gebracht.
Hoe hebt u deze maatregelen ervaren, als kind?
Simon Gronowski. Ik zag dat mijn ouders zich zorgen maakten. Maar we konden ons niet voorstellen wat er daarna zou gebeuren. Mijn vader was niet erg politiek betrokken. Maar de gepolitiseerde mensen - de communisten, de socialisten, de bundisten (een seculiere Joodse socialistische beweging, n.v.d.r.) - waren zich meer bewust van het dodelijke gevaar om ons heen en verdedigden zich beter.
Op een dag kwamen een paar vrienden van de scouts naar ons toe en zeiden: "Jullie moet je verstoppen." Op 1 september 1942 verlieten we ons huis in Etterbeek en verhuisden we naar een klein appartement in de Terkamerenstraat 326 in Sint-Lambrechts-Woluwe.
Zes maanden later, 17 maart 1943. Mijn vader ligt in het ziekenhuis. We zitten aan het ontbijt. Mijn zus zit tegenover me, mijn moeder rechts van me. Op tafel staat een pot warme koffie, of wat daarvoor door moet gaan, en mijn toast met jam is net klaargemaakt door mijn zus. Plotseling horen we de bel rinkelen. We zijn verlamd door angst. Vluchten via de achtertuinen is niet langer een optie. We horen voetstappen op de trap. Twee mannen openen de deur terwijl ze roepen: "Gestapo, papieren!" Mijn moeder staat op, lijkbleek. Ze houdt haar identiteitskaart omhoog. De nazi bekijkt het document en is tevreden: ja, dit is de familie Gronowski. Iemand had ons aangegeven. Ik heb nooit geweten wie.
"Pak jullie koffers, jullie gaan mee!", zegt de man. "Waarheen?", vraagt mijn moeder. "Naar de Dossinkazerne in Mechelen." Terwijl ze naar mij wijst, vraagt ze: "De kleine ook?" "Ja, hij ook." Ze brengen ons eerst naar de Gestapo, in de Louizalaan in Brussel. De volgende dag worden we samen met andere gearresteerden per vrachtwagen naar de Dossinkazerne gebracht.
Hoelang bleven jullie daar?
Simon Gronowski. Een maand. Er zijn veel kinderen. Ik praat soms met ze, we spelen op de binnenplaats. Er zijn veel kinderen omdat de nazi's een genocide willen plegen. Dan moet je eerst de kinderen doden, want zij zijn de toekomst van een volk.
We slapen in grote zalen met stromatrassen op houten constructies, drie verdiepingen hoog. Honderd mensen per zaal. Mannen, vrouwen, kinderen door elkaar. Op 18 april 1943 komt er een meneer onze zaal binnen en zegt: "Ziezo, de trein is er, jullie vertrekken morgen. Jullie worden aan het werk gezet!" De volgende dag neem ik afscheid van mijn zus. Op dat moment weet ik niet dat ik haar nooit meer zal zien. (Zij wordt later gedeporteerd en in Auschwitz vermoord, n.v.d.r.).
Ik kom in een veewagen terecht. Er zijn geen zitplaatsen, alleen wat stro op de bodem. De schuifdeur sluit met een hard metalen geluid. Het enige licht komt door twee kleine openingen. Zelfs bij daglicht is het al erg donker. Zo zit ik opgesloten in een wagon van het 20ste konvooi. Ik begrijp niet wat er gebeurt. We moeten tot 's nachts wachten om te vertrekken. (In totaal werden 28 deportatiekonvooien georganiseerd vanuit Mechelen, waarbij 24.906 Joden en 351 zigeuners werden gedeporteerd, n.v.d.r.).
Waarom vertrok het konvooi ‘s nachts?
Simon Gronowski. De Duitsers vrezen dat als de trein overdag rijdt en in een Belgisch station stopt, de mensen op het perron misschien een hulpkreet zullen horen of een arm zien uitsteken. De deportatietreinen rijden 's nachts. Op dat moment is het in de wagon pikdonker. Je kunt je zo'n duisternis niet voorstellen. Ik weet dan nog niet dat ik ter dood veroordeeld ben en dat deze trein me naar de plaats van mijn executie zal brengen.
Maar het verloopt allemaal niet volgens de plannen van de Duitsers.
Simon Gronowski. Kort na vertrek voel ik dat de trein stopt. Ik hoor mensen rennen. Het is de Waffen-SS-escorte van de trein. Ik hoor schoten en geschreeuw in het Duits. Maar ik zie niets. Na de oorlog kom ik te weten dat drie jonge jongens de trein lieten stoppen door een stormlamp met rood papier op de sporen te zetten, een teken voor de machinist om te stoppen. Ze laten in totaal 17 mensen vrij (zie kader). Van alle konvooien die tussen 1940 en 1945 door Europa trokken, werd er slechts één door het verzet aangevallen, het 20ste konvooi, waar ik op zat.
Maar de trein vertrekt weer.
Simon Gronowski. Ja. Terwijl ik in de armen van mijn moeder lig te slapen, proberen mannen in mijn wagon, aangemoedigd door het geluid van de aanval, de deur van binnenuit te openen. Als mijn moeder me wakker maakt, rijdt de trein met de deur open. Ze neemt me bij de hand en leidt me naar de deur. Twee, drie mensen gaan me voor, waaronder een vrouw. Van mijn moeder moet ik op de rand van de wagon gaan zitten en me dan naar beneden laten zakken, tot mijn voeten op de trede staan. Daar houdt ze me stevig bij de kleren vast. Ik durf niet te springen. Mijn moeder zegt in het Jiddisch tegen me: "Der zug geht zu schnell" ("De trein gaat te snel", n.v.d.r.). Uiteindelijk rijdt hij langzamer. Ik spring en land op het ballastbed. Ik ga rechtop staan en kijk naar de grote donkere massa die doorrijdt in de nacht, stoom uitspuwend. Ik wacht op mijn moeder. Ik denk dat zij ook zal springen. Maar de trein komt opnieuw abrupt tot stilstand. Bewakers naderen, vuren schoten af en schreeuwen. Mijn moeder kan niet meer springen, ze zou direct in hun handen terecht zijn gekomen. Mijn eerste gedachte is om te rennen en weer in mijn wagon te klimmen, om bij mijn moeder te komen. Maar dan heb ik een reflex die ik niet kan verklaren: ik sla linksaf. Ik ren de hele nacht door het bos.
Ik sprong van de trein omdat ik mijn moeder gehoorzaamde. Als ze me had bevolen bij haar te blijven, dan was ik met haar in de gaskamer gestorven. Als ik had geweten dat ze me niet zou volgen, zou ik haar niet hebben achtergelaten.
Springen was de eerste stap. Hoe bent u weer thuisgekomen?
Simon Gronowski. Ik was verdwaald. Ik wist dat ik niemand kon vertellen waar ik vandaan kwam. Ik had een nazi-sympathisant tegen het lijf kunnen lopen. Ik ren tot de ochtend. Ik kom aan in een dorp en zie een klein arbeidershuisje dat me vertrouwen inboezemt. De mooie huizen werden vaak bezet door de nazi's. Ik bel aan. Een dame doet de deur open. "Mevrouw, ik was hier in de buurt met een paar kinderen aan het spelen en ik ben verdwaald. Ik moet terug naar Brussel, naar mijn vader." Ik kon niets beters verzinnen dan deze verklaring, die geen steek hield. Wat doet een Franstalig jongetje in Vlaams land, met gescheurde kleren vol modder, op 80 km van huis? Zonder verdere vragen te stellen, roept ze haar buurman: "Het is een verloren kind.” De buurman neemt me mee op zijn fiets en brengt me naar de volgende stad. Hij zet me af bij een meneer in uniform en een revolver. Een Belgische rijkswachter. Voor de eerste keer ben ik verschrikkelijk bang. Ik denk dat ze me naar de Gestapo zullen brengen. Hij vraagt me wat er is gebeurd. Ik herhaal: "Ik ben verdwaald tijdens het spelen." Hij lijkt de boel niet te vertrouwen. Hij neemt zijn fiets en rijdt naar het station. We zijn nu tussen Sint-Truiden en Tongeren, vlak bij een dorpje dat Berlingen heet.
Lees verder onder de foto
Wat gebeurt er dan?
Simon Gronowski. Eenmaal terug van het station zegt de man: "Ik weet alles. Je zat in de trein met Joden die naar Duitsland werden gebracht. Je bent ontsnapt. Je hoeft niet bang te zijn. Ik ben een goede Belg. Ik zal je niet aangeven." Ik val huilend in zijn armen. Ik biecht alles op. Ik vertel hem over mijn moeder. Zijn vrouw geeft me eten, een bad en kleren van haar zoontje. Ik neem de trein. Nog een wonder: geen controle in mijn coupé. Ik kom aan in het station van Schaarbeek, opnieuw geen controle. Ik verlaat het station. Het was gelukt, het was gelukt! Springen is één ding, Maar daarna ben ik in mijn eentje door bezet België getrokken, op elfjarige leeftijd.
Het Verzet speelde een grote rol in uw verhaal. Als de drie jongemannen die de trein tegenhielden en de rijkswachter die uw leven redde er niet waren geweest, was alles anders gelopen.
Simon Gronowski. Die rijkswachter is een held. Als de nazi's hadden geweten dat een Belgische rijkswachter een ontsnapt Joods kind in bescherming had genomen, zou hij zijn doodgeschoten. Hij nam een enorm risico. Ik had gecontroleerd kunnen worden. Zou een kind als ik een verhoor door de Gestapo hebben doorstaan? Maar weet je, als iemand een heldendaad verricht, is hij zich er niet bewust van dat het heldendom is. Hij doet het spontaan, denkt er niet over na. Pas achteraf kunnen we zeggen: hij is een held.
Nadat ik ontsnapt was, vond ik mijn vader terug en zaten we apart ondergedoken. Ik zat bij katholieke gezinnen die me behandelden als hun eigen kind. Ook zij namen een groot risico: ze riskeerden het concentratiekamp en daarmee de dood. Het zijn helden. Wat kan ik anders zeggen? Niet alleen zij: in België schoten veel mensen de vervolgden te hulp. Ik heb laatst deelgenomen aan de hulde voor Andrée Geulen, die onlangs 100 is geworden. Een grote heldin van het Verzet: toen ze 20 was, bracht ze als onderwijzeres vele Joodse kinderen in veiligheid. Deze dame heeft vele levens gered.
Lees verder onder de foto
Hoe eindigde de oorlog voor u en uw vader?
Simon Gronowski. In het voorjaar van 1945 trekken geallieerde troepen Duitsland binnen en ontdekken de kampen. Sommigen spreken van de "bevrijding" van de kampen, maar ze werden ontdekt, niet bevrijd: de meeste mensen die daar zaten, waren al dood. Bergen-Belsen wordt ontdekt. Ravensbrück. Buchenwald, Dachau,... De bergen lijken, de gaskamers, de verbrandingsovens. Mijn vader begrijpt dat zijn vrouw en dochter niet terugkomen. In juli 1945 sterft hij van verdriet. Ik blijf helemaal alleen achter. Ik zit twee jaar in een gastgezin in Brussel. Op mijn 16 verhuis ik terug naar het huis dat ik geërfd heb. Ik heb drie mensen bij me inwonen. Met het huurgeld dat zij betalen, kan ik mijn studie bekostigen, wat voor mij erg belangrijk is. Ik denk dat mijn ouders trots zouden zijn geweest. Op 23-jarige leeftijd behaal ik mijn doctoraat in de rechten aan de ULB en begin ik mijn loopbaan als advocaat. Ik ben nu trouwens nog altijd advocaat. Toen ging ik trouwen. Ik heb twee dochters en vier kleinzoons.
Zestig jaar lang heeft u er bijna nooit over gesproken. Waarom?
Simon Gronowski. Het was geen geheim, maar ik praatte er niet over. Mijn familie wist dat ik van een trein was gesprongen en mijn familie had verloren. Maar ze wisten niet alles. Ik wist zelf ook niet alles. Ik heb een tijdlang gezwegen om verschillende redenen. Om niet in een depressie terecht te komen. En ik voelde me schuldig. Waarom waren zij dood en ik niet? Daarnaast had ik veel vrienden, zoals alle jonge mensen. Die vrienden wilden me zien, maar niet om zulke dingen te moeten horen. Er bestaan toch aangenamere gespreksonderwerpen. Ik moest denken aan het opbouwen van mijn leven. Mijn moeder heeft me twee keer het leven geschonken: toen ik geboren werd en de dag dat ik ontsnapte. Zij schonk mij het leven om van dat leven een succes te maken. Ik ben verplicht om in mijn leven te slagen, uit loyaliteit aan mijn ouders.
Wat heeft u van gedachten doen veranderen?
Simon Gronowski. In 2000 kreeg ik bezoek van Robert Korten, voorzitter van de Heemkundige Kring van Boortmeerbeek, waar de aanslag op het konvooi plaatsvond. Nu is er een monument en een straat vernoemd naar het Twintigste Konvooi in Boortmeerbeek (Vlaams-Brabant, n.v.d.r.). Korten stelde me voor aan Robert Maistriau, een van de drie helden die de oorlog had overleefd (zie kader). Daarna heb ik een ontmoeting gehad met Maxime Steinberg, een historicus die gespecialiseerd is in de Belgische Holocaust. Hij schreef er meerdere boeken over en wijdde 80 bladzijden aan het 20ste konvooi.
Lees verder onder de foto
Op 19 april vallen Youra Livchitz (25), Jean Franklemon (26) en Robert Maistriau (22) het 20ste konvooi aan. Gewapend met een met rood papier bedekte stormlamp (een stopteken voor de machinist) en één enkel pistool met zeven patronen, slagen zij erin de trein tot stilstand te brengen. Dankzij hun actie worden in totaal 231 mensen bevrijd, van wie er 113 de oorlog overleven. Youra, de enige Jood in het team, wordt aangegeven door een nazi-infiltrant en wordt enkele maanden later doodgeschoten. Jean Franklemon, een communist, wordt opgesloten in de gevangenis van Sint-Gillis. Hij overleeft de oorlog. Robert weet te ontsnappen. Hij neemt vervolgens deel aan nog een spectaculaire actie: de "grande coupure", een gecoördineerde sabotageoperatie van het elektriciteitsnet die België op 15 januari 1944 in duisternis dompelt. De volgende dag wordt hij gearresteerd maar hij slaagt er opnieuw in te ontsnappen, voordat hij in maart 1944 een derde keer wordt gearresteerd. Hij wordt overgebracht naar Buchenwald en vervolgens naar Baden-Baden, waar hij op 15 april 1945 wordt bevrijd.
Op een dag belde een van de belangrijkste Belgische uitgevers, Luc Pire, me op: "Als u uw verhaal opschrijft, zal ik het uitgeven." Je kunt hele bibliotheken vullen met de verhalen van overlevenden. Sommigen deden het spontaan. Maar ik zou het nooit uit mezelf gedaan hebben. Uiteindelijk opende ik de befaamde kist in de kelder, die allerlei documenten en familiefoto's bevatte. Ik vond er mijn levensverhaal. Het was soms pijnlijk om dit boek te schrijven. Er zijn zelfs bladzijden in mijn boek die ik niet meer durf te lezen.
Nu toert u langs scholen om uw verhaal te vertellen. Waarom is het belangrijk om uw ervaringen te delen?
Simon Gronowski. Sinds ik dit boek heb geschreven, word ik vaak uitgenodigd door jong en oud. Ik heb nooit nee gezegd tegen een school, noch in Wallonië, noch in Vlaanderen, noch in het buitenland. Ik ben naar scholen geweest in Marseille, Parijs, Duitsland, Engeland, zelfs in de VS. Drie maanden geleden was ik in Boston. Overal reageren de jongeren op dezelfde geweldige manier, omdat ze een gevoel van waarheid en rechtvaardigheid in zich hebben.
Wat vindt u van de opkomst van extreemrechts en de terugkeer van racistische en antisemitische uitlatingen in België en elders?
Simon Gronowski. Ik vecht tegen het fascisme, racisme en antisemitisme dat ik zelf heb meegemaakt. Nu ga ik naar scholen. Ten eerste om in te gaan tegen de ontkenners die beweren dat er geen gaskamers, massamoorden of verbrandingsovens waren. Ik wou dat ze gelijk hadden. Want dan zou ik mijn familie niet verloren hebben. Deze mensen die de misdaden van gisteren ontkennen, zijn gevaarlijk. Ze ontkennen deze misdaden om vandaag de dag andere misdaden te kunnen plegen. Mijn plicht is te getuigen. Zij die een getuige horen, worden op hun beurt getuigen. Ik spreek ook namens de slachtoffers. Zes miljoen Joden stierven, waaronder anderhalf miljoen kinderen. Maar Hitler heeft niet alleen Joden vermoord. Hij vermoordde ook zigeuners, homoseksuelen, gehandicapten, Jehova's Getuigen, vrijmetselaars, socialisten, communisten, vakbondsmensen en Sovjet-krijgsgevangenen. Joden hebben geen monopolie op lijden. Ik spreek ook namens de slachtoffers van andere genocides. Ik denk aan de Armeense genocide, aan die in Rwanda, ... Ik spreek namens alle slachtoffers van alle wreedheden.
Is het niet pijnlijk om hier bijna dagelijks over te praten?
Simon Gronowski. Het doet niet alleen geen pijn, het draagt zelfs bij tot mijn welzijn. Het is een triest verhaal, maar het stelt me in staat een positieve boodschap uit te dragen en jonge mensen te vertellen dat het leven mooi is en dat het een constante strijd is. Dat niemand immuun is voor ontberingen. Maar als die komen, moet je ze moedig onder ogen zien, en heel vaak overwin je ze.
Het Vlaams Belang, een partij opgericht door voormalige nazi-collaborateurs, is volgens de peilingen de grootste partij in Vlaanderen. Wat maakt u hieruit op?
Simon Gronowski. Ik ben in principe een optimist, omdat ik ondanks de tragische gebeurtenissen die ik persoonlijk heb meegemaakt, en die van vandaag, vertrouwen blijf houden in de toekomst. Ik geloof in de goedheid van de mens. De uitnodigingen die ik van scholen ontvang, de betogingen die ik om mij heen zie en zelfs dit interview sterken mij in mijn geloof. Maar het is waar dat er altijd een gevaar is. Als er geen gevaar was, zou ik de moeite niet nemen om naar scholen te gaan (glimlach). Het is belangrijk om de geschiedenis te kennen, zodat ze zich niet herhaalt. Daarom ben ik er zo aan gehecht.
Maar ik kan me niet voorstellen dat alle mensen die Vlaams Belang stemmen allemaal bloeddorstige fascisten zijn. Er zijn ook mensen die zo stemmen uit onvrede of omdat ze de weg kwijt zijn.
Lees ook: De verontrustende verrechtsing in Vlaanderen
Heel lang was 8 mei een nationale feestdag in België. In andere landen is dat nog steeds het geval. Vindt u het belangrijk dat er een officiële herdenkingsdag is voor de overwinning op het fascisme?
Simon Gronowski. Deze herdenkingen zijn nuttig, ook al heb ik zelf geen herdenking nodig om aan mijn ouders en mijn zus te denken. Ik denk elke dag aan hen (hij pauzeert...). Maar het is waar dat als we 8 mei hadden, ... Die gedenkdag schrappen is echt ontoelaatbaar. Ik zou blij zijn als deze datum weer werd ingevoerd.
Reageren op dit artikel? Mail naar redactie@solidair.org.