




Op 8 mei vieren we dat het 70 jaar geleden is dat nazi-Duitsland werd verslagen. WO II kostte het leven aan 60 tot 80 miljoen mensen. Als we de vele Hollywoodfilms over die periode moeten geloven, werd die oorlog beslecht in heroïsche gevechten tussen Amerikaanse en Duitse of Japanse soldaten. Geschiedkundigen zullen je echter unaniem vertellen dat nazi-Duitsland werd verslagen door het Rode Leger. Historicus Jacques Pauwels kroop voor Solidair in de pen en geeft aan waar en wanneer het kantelpunt in WO II er kwam.
De Tweede Wereldoorlog begon in september 1939 – tenminste wat Europa betrof – toen het Duitse leger Polen overrompelde. Ongeveer zes maanden later volgden nog spectaculairdere overwinningen, deze keer waren de Benelux-landen en Frankrijk aan de beurt. Tegen de zomer van 1940 leek Duitsland onoverwinnelijk en voorbestemd om voor onbepaalde tijd te heersen over het Europese continent. (Groot-Brittannië weigerde weliswaar de moed op te geven, maar kon de oorlog op eigen initiatief niet winnen en vreesde dat Hitler zijn aandacht zou richten op Gibraltar en/of andere juwelen in de kroon van het Britse Rijk). Vijf jaar later moest Duitsland de pijn en de vernedering van een totale nederlaag slikken. Op 30 april 1945 pleegde Hitler zelfmoord in Berlijn, en op 8-9 mei gaf Duitsland zich onvoorwaardelijk over.
Het is duidelijk dat ergens tussen eind 1940 en 1944 het tij dramatisch gekeerd is. Maar waar en wanneer? Volgens sommigen in Normandië in 1944, volgens anderen in Stalingrad tijdens de winter van 1942-43.
In werkelijkheid keerde het tij in december 1941 in de Sovjet-Unie, in het bijzonder in de barre vlakten net ten westen van Moskou. De Duitse historicus Gerd R. Überschär benadrukte onlangs nog terecht dat “de overwinning van het Rode Leger (voor Moskou) ongetwijfeld het belangrijkste keerpunt is geweest van de hele Tweede Wereldoorlog”.
De oorlog tegen de Sovjet-Unie was de oorlog die Hitler van bij het begin voor ogen had. Hij had dit al zeer duidelijk gemaakt in Mein Kampf, het boek dat hij geschreven had midden van de jaren 20. En een Ostkrieg, een oorlog in het Oosten, d.w.z. tegen de Sovjets, was ook iets dat de Duitse generaals, de leidende Duitse industriëlen en andere “steunpilaren” van het Duitse establishment maar al te graag verwezenlijkt wilden zien. Een andere Duitse historicus, Rolf-Dieter Müller, toonde onlangs aan dat Hitler al in 1939 een oorlog wou ontketenen tegen de Sovjet-Unie en niet tegen Polen, Frankrijk of Groot-Brittannië. Op 11 augustus van dat jaar legde de Führer aan Carl J. Burckhardt, een ambtenaar van de Volkenbond, uit dat “alles wat hij ondernam gericht was tegen Rusland” en dat als “het Westen, - dat wil zeggen de Fransen en de Britten - te dom en te blind zouden zijn om dit in te zien, hij gedwongen zou zijn om tot een akkoord te komen met de Russen, het Westen te verslaan en vervolgens met alle kracht de Sovjet-Unie aan te vallen”. Dit is in feite wat er is gebeurd.
Hitler en het Duitse generaals waren ervan overtuigd dat ze een belangrijke les uit de Eerste Wereldoorlog hadden geleerd. Duitsland kon zonder grondstoffen als olie en rubber, die nodig waren om een moderne oorlog te winnen, geen langdurige oorlog winnen. Duitsland zou snel, zeer snel zelfs, moeten toeslaan om de volgende oorlog te winnen. Zo werd het Blitzkrieg-concept geboren, dat wil zeggen, het idee van oorlogvoering (Krieg) zo snel als de bliksem (Blitz).
Blitzkrieg betekent een gemotoriseerde oorlog. Duitsland zwengelde tijdens de jaren 30 ter voorbereiding van een dergelijke oorlog de massaproductie van tanks, vliegtuigen en vrachtwagens aan om troepen te vervoeren. Er werden bovendien gigantische hoeveelheden olie en rubber geïmporteerd en opgeslagen. Een grote hoeveelheid van deze olie werd gekocht bij Amerikaanse bedrijven. Een Amerikaans bedrijf stelde trouwens ook het “recept” ter beschikking voor de productie van synthetische brandstof, gemaakt uit steenkool, waarvan Duitsland een grote hoeveelheid had.
In 1939 en 1940 konden de Duitse Wehrmacht en Luftwaffe op die manier de Poolse, Nederlandse, Belgische en Franse verdediging met duizenden vliegtuigen en tanks binnen het bestek van enkele weken uitschakelen. De Blitzkriege, “de bliksemsnelle oorlogen”, werden steevast gevolgd door Blitzsiege, “bliksemsnelle overwinningen”.
Deze overwinningen waren spectaculair genoeg, maar Duitsland kon weinig olie en rubber buitmaken. In plaats daarvan putte de “bliksem-oorlogvoering” eigenlijk de voorraden uit die opgebouwd waren voor de oorlog. Gelukkig voor Hitler kon Duitsland in 1940 en 1941 doorgaan met het importeren van olie uit de nog steeds neutrale Verenigde Staten – niet rechtstreeks, maar via andere neutrale (en vriendelijke) landen zoals het Spanje van Franco. Bovendien leverde de Sovjet-Unie zelf ook nogal royaal olie aan Duitsland onder de voorwaarden van het Hitler-Stalin-Pact.
Verontrustend voor Hitler was echter dat in ruil daarvoor Duitsland de Sovjet-Unie kwalitatief hoogwaardige industriële producten en state-of-the-art militaire technologie diende te leveren, die door de Sovjets gretig gebruikt werd om hun leger te moderniseren en zo hun land beter verdedigbaar te maken tegen een Duitse aanval waarvan iedereen wist dat die er vroeg of laat ging komen.
Het is dus begrijpelijk dat Hitlers eerdere plannen voor een oorlog tegen de Sovjet-Unie reeds spoedig na de nederlaag van Frankrijk opnieuw bekeken werden. En op 18 december 1940 werd een formeel bevel uitgevaardigd ter voorbereiding van een aanval op de Sovjet-Unie, die de codenaam Operatie Barbarossa kreeg.
Al in 1939 had Hitler de Sovjet-Unie willen aanvallen. Hij keerde zich toen echter tegen het Westen om, zoals de historicus Müller schreef, “te kunnen genieten van veiligheid in de achterlinies” wanneer hij later met de Sovjet-Unie zou afrekenen. Dezelfde historicus concludeert dat er in 1940, wat Hitler betreft, niets was veranderd: “De ware vijand was die in het Oosten.”
Hitler en zijn generaals waren ervan overtuigd dat de Blitzkrieg die ze wilden ontketenen tegen de Sovjet-Unie even succesvol zou zijn als hun eerdere bliksemoorlogen tegen Polen en Frankrijk. Zij beschouwden de Sovjet-Unie als een “reus op lemen voeten”. Het Sovjetleger, dat zogezegd onthoofd was door Stalins zuiveringen van de late jaren 30, was “niet meer dan een lachertje”, zoals Hitler zelf het op een gelegenheid stelde. Hitler en zijn generaals dachten dat een campagne van vier tot zes weken zou volstaan om de beslissende veldslagen te winnen, eventueel gevolgd door nog wat extra tijd voor het opruimen van de overblijfselen van het Rode Leger die “in het hele land als een stelletje verslagen Kozakken zouden nagezeten worden”. Hitler had in ieder geval het volste vertrouwen en vlak voor de aanval beeldde hij zich in “aan de vooravond van de grootste overwinning van zijn leven te staan”.
De Duitse aanval begon in de vroege uren van de ochtend van 22 juni 1941. Drie miljoen Duitse soldaten en bijna 700.000 bondgenoten van nazi-Duitsland staken de grens over. Hun apparatuur bestond uit 600.000 motorvoertuigen, 3.648 tanks, meer dan 2.700 vliegtuigen en iets meer dan 7.000 stukken artillerie.
In eerste instantie ging alles volgens plan. Er werden enorme gaten geslagen in de verdediging van de Sovjet-Unie. Er werden snel indrukwekkende territoriale winsten gemaakt en honderdduizenden soldaten van het Rode Leger werden gedood, gewond of gevangengenomen in een aantal spectaculaire “omsingelingsveldslagen”. Na een dergelijke slag, uitgevochten in de buurt van Smolensk tegen het einde van juli, leek de weg naar Moskou open te liggen.
Het werd echter al snel duidelijk dat de Blitzkrieg in het Oosten geen peulenschil zou zijn, zoals verwacht. Het Rode Leger dat geconfronteerd werd met de machtigste militaire machine op aarde, leed zware verliezen, maar – zoals Duits propagandaminister Joseph Goebbels op 2 juli in zijn dagboek schreef – bood harde tegenstand en sloeg meer dan eens zeer hard terug. Generaal Franz Halder, die in veel opzichten de “peetvader” van Operatie Barbarossa was, erkende dat het verzet van de Sovjet-Unie veel harder was dan dat waarmee de Duitsers te kampen hadden gehad in West-Europa. De rapporten van de Wehrmacht hadden het over een “harde”, “stoere”, zelfs “wilde” weerstand, met zware verliezen aan soldaten en materiaal aan de Duitse kant.
De Sovjettroepen slaagden er meer dan verwacht in om tegenaanvallen uit te voeren die de Duitse opmars vertraagden. Sommige Sovjeteenheden doken onder in de enorme Pripet-moerassen en elders, en organiseerden een dodelijke partizanenoorlog die de lange en kwetsbare Duitse communicatielijnen bedreigde. Het Rode Leger bleek ook veel beter uitgerust dan verwacht. Historicus Überschär schreef dat de Duitse generaals “verbaasd” waren door de kwaliteit van de sovjetwapens, zoals de Katjoesjadraagraket (alias “Stalinorgel”) en de T-34-tank. Hitler was woedend dat zijn geheime diensten niet op de hoogte waren geweest van het bestaan van een aantal van deze wapens.
Reeds tegen midden juli 1941 begon Hitlers oorlog in het Oosten zijn blitz-kwaliteiten te verliezen en begonnen verschillende Duitse kopstukken hun bezorgdheid te uiten. Admiraal Wilhelm Canaris, hoofd van de geheime dienst van de Werhmacht vertrouwde bijvoorbeeld op 17 juli aan een collega aan het front toe dat “alles er zwart uitzag”. Aan het thuisfront begonnen vele Duitse burgers te voelen dat het niet goed ging met de oorlog in het Oosten. In Dresden schreef Victor Klemperer op 13 juli in zijn dagboek: “Wij lijden enorme verliezen, we hebben de Russen onderschat…”
Rond dezelfde tijd verloor Hitler zelf zijn geloof in een snelle en gemakkelijke overwinning en temperde zijn verwachtingen. Hij sprak nu de hoop uit dat zijn troepen tegen oktober de Wolga zouden bereiken en een maand later de olievelden van de Kaukasus zouden kunnen innemen. Tegen eind augustus, op een moment dat Operatie Barbarossa afgerond had moeten zijn, erkende het opperbevel van de Wehrmacht in een memorandum dat de oorlog in 1941 niet meer kon gewonnen worden.
Het optimisme laaide in september opnieuw op toen Duitse troepen Kiev innamen en 650.000 gevangenen maakten, en verder ten noorden vooruitgang boekten in de richting van Moskou. Hitler geloofde, of veinsde tenminste te geloven, dat het einde voor de Sovjets nu nakend was. In een openbare toespraak in het Berlijnse Sportpalast op 3 oktober verklaarde hij dat de oorlog in het Oosten bijna beëindigd was. De Wehrmacht diende de genadeslag toe te dienen door de lancering van de Operatie Tyfoon, een offensief gericht op de inname van Moskou. De kansen op succes leken echter af te nemen, daar de Sovjets druk bezig waren reserve-eenheden uit het Verre Oosten in de strijd te werpen. Hun meesterspion in Tokyo, Richard Sorge, had hen ingelicht dat de Japanners, wier leger in Noord-China gestationeerd was, niet langer overwogen de kwetsbare grenzen van de Sovjet-Unie in de streek van Vladivostok aan te vallen.)
Om de zaken nog erger te maken waren de Duitsers niet langer de baas in de lucht, in het bijzonder over Moskou. Er was ook de ontoereikende aanvoer van munitie en voedsel, aangezien de lange aanvoerlijnen ernstig gehinderd werden door de activiteiten van partizanen.
Ten slotte werd het steeds kouder in de Sovjet-Unie, hoewel niet kouder dan gebruikelijk in die tijd van het jaar. Maar het Duitse opperbevel was ervan overtuigd geweest dat hun Blitzkrieg in het Oosten beëindigd zou zijn tegen het einde van de zomer. Ze hadden dus niet de moeite gedaan om hun troepen te voorzien van het soort materiaal dat nodig was om te vechten in de regen, de modder, de sneeuw en de lage temperaturen van een Russische herfst en winter.
De inname van Moskou bleef een uiterst belangrijke doelstelling voor Hitler en zijn generaals. Ze geloofden, hoewel waarschijnlijk ten onrechte, dat de val van Moskou de Sovjet-Unie zou “onthoofden” en zo zou bijdragen tot haar ineenstorting. Het leek ook belangrijk een herhaling van het scenario van de zomer van 1914 te voorkomen, toen de schijnbaar onstuitbare Duitse opmars in extremis werd tegengehouden iets ten oosten van Parijs tijdens de Slag bij de Marne. Die tegenslag beroofde Duitsland van een bijna zekere overwinning in de beginstadia van de “Grote Oorlog” en dwong hen tot oorlogvoering op lange termijn. En dat soort oorlog was Duitsland gedoemd om te verliezen, want in eigen land waren onvoldoende voedsel en grondstoffen aanwezig, en van invoeren ervan kon geen sprake zijn wegens de blokkade van de Britse Marine.
In 1941 vocht het Duitse leger in een nieuwe grote oorlog tegen een nieuwe aartsvijand, de Sovjet-Unie. Maar deze keer zou er geen “wonder van de Marne” gebeuren, dat wil zeggen, deze keer zou Duitsland niet verslagen worden buiten de poorten van de vijandelijke hoofdstad, zoals in 1914. Duitsland zou niet opnieuw een langdurig conflict moeten uitvechten, met onvoldoende grondstoffen en dus gedoemd om te verliezen. In tegenstelling tot Parijs zou Moskou wél vallen en de geschiedenis zou zich dus niet herhalen. Duitsland zou zo de eindoverwinning in de wacht kunnen slepen. Zo dacht en hoopte men althans in Hitlers hoofdkwartier.
De Wehrmacht bleef vooruitgang boeken, zij het zeer langzaam. Tegen half november bevonden sommige eenheden zich op slechts 30 kilometer van de hoofdstad. Maar de troepen waren nu helemaal uitgeput en hadden bijna geen voorraden meer. Hun bevelhebbers wisten dat het gewoon onmogelijk was om Moskou in te nemen, hoe verleidelijk dichtbij de stad ook was.
Op 3 december staakten verschillende eenheden op eigen initiatief het offensief. En binnen enkele dagen werd het gehele Duitse leger voor Moskou in het defensief gedwongen. Het Rode Leger lanceerde op 5 december om 3 uur in de ochtend, in koude en besneeuwde omstandigheden, plotseling een grote, goed voorbereide tegenaanval. De stellingen van de Wehrmacht werden op vele plaatsen doorbroken en de Duitsers werden met zware verliezen tussen 100 en 280 km teruggeworpen. Het was slechts met grote moeite dat een catastrofale omsingeling kon worden vermeden.
Op 8 december gaf Hitler zijn leger het formele bevel om het offensief op te geven en in het defensief te gaan. Hij weet het fiasco van Operatie Barbarossa aan de zogezegd onverwacht vroege komst van de winter. Hij weigerde echter om de troepen verder terug te trekken, zoals sommige van zijn generaals voorgesteld hadden, en nam zich voor om in de lente opnieuw aan te vallen.
Op die manier eindigde Hitlers Blitzkrieg tegen de Sovjet-Unie. Indien hij die oorlog had gewonnen, zou hij de grote ambitie van zijn leven, de vernietiging van de Sovjet-Unie, gerealiseerd hebben. Een overwinning zou nazi-Duitsland ook voorzien hebben van onuitputtelijke voorraden olie en allerlei andere grondstoffen. Duitsland zou dan een vrijwel onkwetsbare wereldmacht geworden zijn, meer dan bekwaam om eindelijk af te rekenen met het koppige Groot-Brittannië – ook indien de VS de Britten ter hulp zouden gesneld hebben, iets waarvan echter in het begin van december 1941 nog geen sprake was.
Een snelle overwinning tegen de Sovjet-Unie zou een Duitse nederlaag vrijwel onmogelijk hebben gemaakt. En men kan zeggen dat als nazi-Duitsland de Sovjet-Unie in 1941 zou hebben verslagen, Duitsland vandaag nog steeds oppermachtig zou zijn in Europa en heel waarschijnlijk zelfs in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. De nederlaag in de slag om Moskou in december 1941 betekende dat Hitlers Blitzkrieg niet de gehoopte Blitzsieg tot gevolg had. In de nieuwe “Slag bij de Marne” net ten westen van Moskou leed nazi-Duitsland de nederlaag die een overwinning onmogelijk maakte, niet alleen een overwinning tegen de Sovjet-Unie zelf, maar ook een overwinning tegen Groot-Brittannië, een overwinning in de oorlog in het algemeen.
Hitler en zijn generaals, die rekening hielden met de lessen van de Eerste Wereldoorlog, hadden vanaf het begin geweten dat Duitsland, om de nieuwe “Grote Oorlog” die ze hadden ontketend te winnen, die oorlog snel als de bliksem moesten winnen. Maar op 5 december 1941 wist iedereen die aanwezig was in Hitlers hoofdkwartier dat een Blitzsieg tegen de Sovjet-Unie niet meer mogelijk was en dus dat Duitsland gedoemd was om deze oorlog vroeg of laat te verliezen. Volgens generaal Alfred Jodl, een van de opperbevelhebbers van de Wehrmacht, besefte Hitler toen dat hij de oorlog niet langer kon winnen.
Er kan dus worden gesteld dat het tij van de Tweede Wereldoorlog keerde op 5 december 1941. Echte getijden veranderen echter niet plotseling, maar geleidelijk en onmerkbaar. Het tij van de oorlog keerde zich ook niet op één dag, maar over een periode van dagen, weken, zelfs maanden, namelijk in een periode van ongeveer drie maanden die verstreken tussen de late zomer 1941 en begin december van datzelfde jaar.
Het tij van de oorlog in het Oosten keerde zich geleidelijk, maar niet onmerkbaar. Al in augustus 1941, toen de Duitse successen er niet in slaagden de Sovjets te doen capituleren en de vooruitgang van de Wehrmacht aanzienlijk vertraagd werd, begonnen scherpzinnige waarnemers te betwijfelen of een Duitse overwinning, niet alleen in de Sovjet-Unie, maar in de oorlog in het algemeen, nog steeds tot het rijk van de mogelijkheden behoorde. Het goed geïnformeerde Vaticaan bijvoorbeeld, in eerste instantie erg enthousiast over Hitlers “kruistocht” tegen de Sovjet-Unie, het vaderland van het “goddeloze” bolsjewisme, maakte zich ernstige zorgen over de situatie in het Oosten in de late zomer 1941. Midden oktober kwam het tot de conclusie dat Duitsland de oorlog zou verliezen.
Midden oktober meldde de Zwitserse geheime dienst dat “de Duitsers niet langer de oorlog konden winnen”. Deze conclusie was gebaseerd op informatie uit Zweden op basis van verklaringen van Duitse officieren. Tegen eind november had defaitisme zich meester gemaakt in de hogere rangen van de Wehrmacht en de nazipartij. Zelfs terwijl hun troepen nog oprukten naar Moskou, meenden sommige generaals reeds dat het wenselijk was vredesopeningen te maken en de oorlog te beëindigen zonder de grote overwinning te behalen, die zo zeker leek bij het begin van Operatie Barbarossa. Kort voor eind november vroeg de minister van Bewapening Fritz Todt aan Hitler een diplomatieke uitweg te vinden uit de oorlog, aangezien puur militair en industrieel deze zo goed als verloren was.
Toen het Rode Leger haar vernietigende tegenoffensief op 5 december lanceerde, besefte Hitler zelf dat hij de oorlog zou verliezen. Maar hij was natuurlijk niet bereid dit aan het Duitse publiek te laten weten. Het slechte nieuws van het front voor Moskou werd aan het publiek voorgesteld als een tijdelijke tegenslag, de schuld van de zogenaamde onverwachte vroege komst van de winter en/of de onbekwaamheid of lafheid van bepaalde commandanten. Pas een goed jaar later, na de rampzalige nederlaag tijdens de slag om Stalingrad tijdens de winter van 1942-1943, zouden het Duitse publiek en de hele wereld beseffen dat Duitsland gedoemd was te verliezen. Dit is ook de reden waarom zelfs vandaag veel historici geloven dat het tij in Stalingrad keerde.
Het was echter onmogelijk om de catastrofale gevolgen van het debacle voor Moskou volledig geheim te houden. Op 19 december 1941 bijvoorbeeld, meldde de Duitse consul in Bazel aan zijn superieuren in Berlijn dat het – openlijk nazistische – hoofd van een missie van het Zwitserse Rode Kruis, die naar het front in de Sovjet-Unie gestuurd was om enkel de gewonden aan de Duitse zijde te helpen, wat uiteraard in strijd was met de regels van het Rode Kruis, naar Zwitserland teruggekeerd was met het nieuws dat “hij niet langer geloofde dat Duitsland de oorlog zou winnen”, wat de consul zeer verraste.
Nazi-Duitsland was gedoemd te verliezen, maar de oorlog zou nog lang duren. Hitler negeerde het advies van zijn generaals, die sterk aandrongen op een diplomatieke uitweg uit de oorlog, en besloot om verder te strijden in de vage hoop op een of andere manier toch nog de overwinning te behalen. Het Russische tegenoffensief zou stilvallen en de Wehrmacht zou de winter van 1941-1942 overleven. In het voorjaar van 1942 zou Hitler alle beschikbare krachten bijeenbrengen voor een offensief met codenaam Operatie Blauw in de richting van de olievelden van de Kaukasus, via Stalingrad. Hitler zelf was er zich bewust van dat “als hij niet de olie van Maikop en Grozny in de handen zou krijgen, hij deze oorlog moest stopzetten”.
Maar het verrassingselement was verloren gegaan en de Sovjets bleken te beschikken over een enorme hoeveelheid soldaten en over grondstoffen als olie. Ze beschikten ook over uitstekend wapentuig. Veel was tussen 1939 en 1941 geproduceerd in fabrieken achter de Oeral.
De Wehrmacht van zijn kant kon de enorme verliezen van 1941 niet compenseren. Tussen 22 juni 1941 en 31 januari 1942 hadden de Duitsers 6.000 vliegtuigen en meer dan 3.200 tanks en voertuigen verloren. Maar liefst 918.000 soldaten werden gedood, gewond of verdwenen in actie, 28,7% van de gemiddelde sterkte van het leger, namelijk 3,2 miljoen mannen.
Van het totaal van 13,5 miljoen Duitse manschappen die gedood, gewond of gevangen genomen werden tijdens de hele oorlog, nam het Rode Leger er 10 miljoen voor zijn rekening.
Het Rode Leger was verantwoordelijk voor 90 procent van alle gedode Duitsers in de Tweede Wereldoorlog.
De beschikbare troepen voor een offensief naar de olievelden van de Kaukasus waren dan ook zeer beperkt. Het is opmerkelijk dat onder die omstandigheden de Duitsers in 1942 louter militair toch nog een indrukwekkende prestatie konden leveren. Maar toen hun offensief onvermijdelijk uitdoofde, namelijk in september van dat jaar, waren hun zwak verdedigde frontlijnen uitgestrekt over vele honderden kilometers, en zij vormden een perfect doelwit voor een Sovjetaanval. Toen die aanval er kwam, werd het gehele Duitse leger in een tang genomen en uiteindelijk vernietigd in Stalingrad. Het was na deze grote overwinning van het Rode Leger dat de onafwendbaarheid van de Duitse nederlaag in de Tweede Wereldoorlog voor iedereen duidelijk werd.
Dit artikel is een bijgewerkte versie van een bijdrage die eerder verscheen in Global Research.
Reageren op dit artikel? Mail naar redactie@solidair.org.