Hoe durven ze? | De Hendriken aan het roer van de bankensector
"Een sector die te groot is om failliet te gaan, moet per definitie onder publieke controle komen. Geen enkele samenleving kan het zich veroorloven melkkoe te spelen voor een handvol privégokkers en cowboys." Dat schreef PVDA-voorzitter Peter Mertens naar aanleiding van de bankencrisis van 2008 en vooral de nasleep daarvan, in dit hoofdstuk uit zijn boek Hoe durven ze.
In de storm wordt het hardst gesproken maar als de wind gaat liggen, herneemt het leven zijn alledaagse gangetje.
Schande! Nooit meer! We moeten de speculatie aan banden leggen! Weg met de perverse bonussencultuur! Geen belastinggeld meer voor een sector die het niet verdient! Ze waren het allemaal roerend eens, in de herfst van 2008. Politici, financiële journalisten, opiniemakers. Zelfs een gewiekste vermogensbeheerder als Geert Noels vertelde toen: “Het kan niet zijn dat verliezen genationaliseerd worden en winsten geprivatiseerd.” En in september 2009 noteerde de zelfverklaarde wereldregering van de G20 in haar besluiten van Pittsburgh: “We hebben stappen gezet om het beschadigde toezichtregime te repareren en zijn begonnen met het doorvoeren van stevige hervormingen om het risico te verlagen dat de financiële uitspattingen nog een keer de wereldeconomie destabiliseren.” Ja, het was zeker, ze hadden hun lesje geleerd, het zou nu anders worden.
In de herfststorm van 2008 schreef ik in Op mensenmaat dat niets zou veranderen zolang de bankensector in handen van private Hendriken bleef. “Het kan toch niet zijn dat er in de maatschappelijke huishouding sectoren zijn waar je tegen zegt: ‘Maak gerust winst, veel winst zelfs. Als het fout gaat neemt de belastingbetaler de verliezen wel voor z’n rekening.’ En dan nog wel aan een sector waar je van tevoren van weet dat die niet failliet mág gaan, omdat er anders chaos ontstaat. Dan moet die sector toch gewoon in publieke handen. Dat is de logica zelf.”1
"Wat stelt het beroven van een bank voor in vergelijking met het openen ervan?" Bertolt Brecht
Maar dat was uiteraard veel te radicaal. Realistisch werd geheten de bankiers aan het roer te laten, publiek geld en staatsgaranties te blijven toekennen aan speculerende grootbanken – KBC en Dexia kregen bijkomende miljarden – en het publiek te paaien met wat stresstests en een roodwit veiligheidslintje – Basel III genaamd – waar de haaien niet meer mochten voorbij zwemmen. Met dat realisme werd in de bankencatastrofe van 2008 alles al klaargestoomd voor een nieuwe, nog diepere bankencrisis. Die van 2011-2012.
Bazelen in Basel
In 1988 was in het Zwitserse Basel een systeem uitgewerkt dat voor een uniformisering van bankregels zorgde: Basel I. Twintig jaar en veel lobbywerk later werd Basel II van kracht. De regel dat tegenover uitstaande beleggingen een vast percentage eigen vermogen moet staan, werd losgelaten. Van de oude regeling bleef alleen over: hoe risicovoller de belegging, hoe meer eigen kapitaal daar tegenover aangehouden moest worden. En wie mocht dat risico vaststellen? De banken zelf! In de praktijk hoefde geen enkele bank haar hoeveelheid eigen kapitaal te verhogen. De banken leenden dezelfde euro telkens opnieuw weer uit, the sky was the limit. Dankzij het betere lobbywerk bracht Basel II een versoepeling van de regels in plaats van een verzwaring.
Maar dan kwam even later die verdomde bankencrisis van 2008. De gigantische rijkdom van de banken bleek vooral te bestaan uit mooi verpakte lucht. En opeens moesten allerlei banken worden gestut met publiek geld en overheidsgaranties. De politiek, die in de neoliberale periode volgaarne allerlei regeltjes en controle uit handen had gegeven, moest wel ingrijpen.
Er kwamen einde 2009 een aantal aanbevelingen uit de bus, het voorstel voor een nieuw Basel III. De banken moesten voortaan een eigen vermogen van zeven procent hebben: voor elke uitgeleende euro moesten ze ten minste zeven cent opzijzetten. Dat vond the old boys network maar niks, want ja, zo kan je niet elke euro nog onbeperkt uitlenen en bovendien: een groter eigen kapitaal drukt het rendementsprocent naar omlaag.
Een andere aanbeveling in het voorstel voor Basel III luidde dat de bankiers op hun kennis zouden worden getest, ze moesten iets van het bankwezen afweten. Alsof je aan een hoofdelektricien op een bedrijf na tien jaar zegt: we gaan eens kijken of je wel iets van elektriciteit kent. “Wat een vernedering!”, riepen alle bankiers in koor. Ze waren alweer vergeten dat de crisis net bewezen had dat het niet zo goed gesteld was met hun parate kennis over allerlei “afgeleide producten”, waaraan ze de centen hadden toevertrouwd. Het woord toxisch stond niet in hun vocabularium. Ze deden alsof ze nooit hadden geloofd in de onzichtbare hand die de bankierswereld onverdroten naar hogere sferen leidt, inclusief de bonussen onderweg.
"Waanzin is: telkens opnieuw hetzelfde doen en toch verschillende resultaten verwachten." Albert Einstein
Samengevat: de bankiers waren not amused over de toch bescheiden voorstellen voor Basel III. Ze toonden zich alive and kicking, en arrogant als vanouds, alsof ze nooit in de bedelrij hadden staan aanschuiven om publiek geld te ontvangen. Hun lobby stuurde catastrofale rampscenario’s de wereld in: met Basel III zou de werkloosheid “ongeveer met 10 miljoen personen extra” oplopen (sic). En dus kregen de bankiers het gedaan dat het gros van de voorgestelde maatregelen werd uitgesteld. Ze zullen pas in 2019 in voege gaan, en dat is ten tijde van crisis een eeuwigheid ver. Vooral de Duitse en Franse banken speelden dat spel hard en kochten acht jaar tijd omdat ze voor tientallen miljarden aan staatsobligaties uit de probleemlidstaten op de balansen hebben staan.
Binnen een eeuwigheid van vier of acht jaar moeten de banken zorgen dat ze meer vermogen ter beschikking hebben. De kosten daarvan zullen ongetwijfeld worden doorgerekend aan de klanten.
Zo komt het dat Basel III, ondanks alle retoriek, nauwelijks voor een marginale wijziging in het controlesysteem zorgt. Aan de uitgangspunten van de heilige markt heeft Basel niet durven raken. En dus is er vier jaar na het uitbreken van de crisis weinig of niets veranderd. Geen scheiding tussen spaar- en investeringsbanken. Geen verbod op hedgefondsen en private equity funds. Geen verbod op transacties die niet in de balans worden opgenomen. Geen verbod op offshore financiële centra. Geen financiële transactietaks om de speculatie een beetje af te ronden. En vooral: geen publieke bankensector. Bazel III is een lachertje en de bankiers lachen het hardst.
De wondere wereld van de Brusselse bankenlobby
Wat deden de bankenlobbyisten om hun slag grotendeels thuis te halen? We maken een ommetje langs de Europese wijk in Brussel om te kijken hoe die verfijnde lobbymechanismen werken.
Begin april 2011 volg ik in het Europees parlement een conferentie van de linkse partijen over de crisis. Er geraken is gemakkelijk. Gewoon met de trein naar het Brusselse Luxemburgstation en daar met de roltrap naar boven. Binnenkomen in dat gigantische parlementsgebouw is een ander paar mouwen. Je hebt een badge nodig, en voor de rest gelden de luchthavenprocedures. Riem uit, sleutels, jas, aansteker en alles van ijzer – zilver heb ik zo niet – in een bakje, en dan door de metaaldetector.
Parlementsleden komen uiteraard gemakkelijker binnen. Maar ook de lobbyisten, mensen die werken voor ING, Suez, BASF of BNP Paribas, nergens verkozen zijn en toch een badge hebben. 4500 lobbyisten zijn geaccrediteerd en uitgerust voor voltijdse toegang. Dat is zes keer meer dan er parlementsleden zijn. In maart 2004 schreef de Society of European Affairs Professionals, de lobbygroep van de lobby’s, een scherpe klachtenbrief naar de parlementsvoorzitter omdat er niet genoeg zetels en hoofdtelefoons voorzien zijn voor… de lobbyisten. Ze zien zichzelf niet graag als backroom boys. Ze willen gewoon in de voorkamer zitten.
Alles samen zijn er ongeveer vijftienduizend lobbyisten in de Europese wijk van Brussel. Drie vierde van hen werkt voor de bedrijfswereld. Dat zijn dus meer dan tienduizend bedrijfslobbyisten om 736 parlementsleden te bewerken. In statige herenpanden en opzichtige torengebouwen achter de Europese mastodonten van de Wetstraat huizen zo maar eventjes vijftienhonderd lobbyorganisaties. Van alle industriële takken. Er is het kleine kantoor van de Europese enveloppenproducenten en het grote hoofdkwartier van de Europese chemische industrie, Cefic, waar 150 mensen voltijds werken.2 Welkom in de achterkamers van de macht. Ze proberen besluitvorming en het schrijven van wetten te sturen, in het voordeel van hun opdrachtgevers. In de “expertengroepen”, onafhankelijke werkgroepen die de Commissie adviseren, hebben de lobbyisten het grotendeels voor het zeggen.
Alter-EU, de organisatie die ijvert voor meer transparantie in het Europees Parlement, rekende uit dat in de expertengroepen rond financieel beleid bijna negen van de tien deelnemers uit de bankwereld en de financiële sector komen. Rechtstreeks door de grote banken gestuurd, zitten zij het dichtst bij het vuur. Als “onafhankelijke” expertengroep schrijven ze zelf wetgeving voor de Europese Commissie. Niks onafhankelijk dus. Alter-EU publiceerde daarover een boek: Bursting the Brussels Bubble. Het besluit ervan gaat zo: “Grote privébanken als BNP Paribas en Deutsche Bank, reuzen uit de verzekeringswereld en een hele rij financiële instellingen controleren een reeks expertengroepen. Daardoor bezitten ze aanzienlijke macht in het EU-proces, van het opstellen van EU-strategieën en wetten tot de uitvoering ervan.”3
Notitie van een waarnemer: “Vandaag, maandag 14 februari 2011, nam ik als waarnemer deel aan een werkgroep van de Group of Experts on Banking Issues, die door de Europese Commissie was opgezet als dialoogplatform tussen de Commissie zelf, de bankwereld, en consumenten. Aan de werkgroep namen veertig mensen deel. Ik telde slechts één onafhankelijke academicus, één iemand van een consumentenorganisatie en twee deelnemers van ngo’s. De 36 andere leden waren vertegenwoordigers van Goldman Sachs, Deutsche Bank, ING, Royal Bank of Scotland enzovoort. Zo’n vergadering is niet pluralistisch samengesteld, al moet ze wel advies geven aan de Europese Commissie over de financiële wereld.”4
Er zijn nooit zoveel lobbyisten van de bankierswereld in Brussel neergestreken als na de bankencrisis van 2008. Zij moesten verhinderen dat er een te strenge bankenwetgeving zou komen, en proberen de normen van Basel III zo ver mogelijk uit te stellen. “Je kent de parlementsleden die openstaan voor de verlangens van de industrie”, zegt een bankenlobbyist aan Reuters. “Je bouwt een relatie op en je weet dat zij jouw amendementen zullen binnenbrengen. Veel parlementsleden zijn lui. En ze schrijven wetgeving op terreinen die ze niet kennen.” De machtigste grootbanken hebben zich verenigd in een lobbygroep voor banken, de Association for Financial Markets in Europe. Deze AFME is gevestigd op de vierde etage van een glazen torengebouw op het de Meeûsplein in de Leopoldwijk.
Onder meer het parlementslid Jean-Paul Gauzes diende de bankenamendementen van de AFME in. “Ik zie daar geen graten in”, zegt Gauzes. “Waarom zou ik zelf amendementen schrijven, die slechter zouden zijn dan die van de industrie? Het is een heel technische materie. De amendementen moeten correct geschreven worden. De lobbyisten kunnen dat veel beter schrijven dan ik.”5
Zijn collega parlementslid Ernst Strasser trad in maart 2011 terug nadat de Sunday Times bekendmaakte dat Strasser bedragen tot 100.000 euro had willen aanvaarden in ruil voor het indienen van wetswijzigingen ten aanzien van regulering van banken. De krant kwam met het nieuws na een stingoperatie, waarbij uitspraken van Strasser op video werden opgenomen. Volgens het blad probeerden ook andere parlementsleden, Adrian Severin en Zoran Thaler, in ruil voor geld wetgeving te beïnvloeden. Strasser heeft verschillende bedrijven waaronder het eenmansbedrijf Consulting, Coaching & Education Gsmb, dat aandelen heeft in andere ondernemingen. Parlementslid Adrian Severin wordt door de grootbank Unicredit betaald als lid van de International Advisory Board van de bank. Hij is van oordeel dat hij “niks illegaals of abnormaals” heeft gedaan.
Parlementslid Edward Scicluna, die in het Comité voor Economische en Monetaire Zaken van het Parlement zetelt, schreef mee aan de wetgeving over de agressieve hedgefunds. Scicluna is ondertussen zelf wel voorzitter van twee zo’n agressieve investeringsfondsen. Ik schreef het al: het is een klein wereldje van “ons kent ons” en vooral van “wie doet ons wat”.
De stresstest
Het Europese establishment moest nog bewijzen dat het bankenprobleem van de baan was. De Europese Commissie en de Europese Centrale Bank wilden een stresstest. Ha, elke bank zou getest worden. Zo zou onomwonden vast komen te staan dat de meerderheid van de bancaire sector gezond was. Einde discussie en iedereen tevreden. Publiek gerustgesteld, en de heilige markten gekalmeerd. Didier Reynders zag het zitten.
De test werd uitgewerkt door de Europese banktoezichthouder EBA in Frankfurt. In juni 2010 werden de resultaten van de eerste test met veel poeha bekendgemaakt. 84 van de 91 banken slaagden in de test, de zeven andere kwamen samen slechts 3,5 miljard euro tekort. De stresstest gaf de Europese banken dus een rapport van 92 op 100 en welke ouder zou niet blij zijn met zulke cijfers van zoon- of dochterlief? Ware het niet dat de echte stresstest natuurlijk in de werkelijke wereld plaatsvindt. Nauwelijks een paar maanden later moesten de Ierse banken, die de test met vlag en wimpel hadden doorstaan, alweer met overheidsgeld worden rechtgehouden. Met een bedrag dat een veelvoud bleek te zijn van 3,5 miljard euro; de Ierse belastingbetaler weet daar ondertussen alles van – dat staat in het tweede deel van dit boek.
Geen nood, de stresstest van 2011 zou strenger worden. En ja, in juni 2011 kregen niet zeven, maar… acht banken op 91 een buis. Bij de 83 geslaagden onder meer Dexia en KBC. Een paar maanden later – in de werkelijke wereld – was het failliet van Dexia nabij. In het scenario van de stresstest was gewoon geen rekening gehouden met een Griekse schuldherschikking, hoewel zo’n scenario ondertussen zelfs voor blinden zichtbaar was. Hoe lang nog gaat dat hypocriete spelletje duren? De echte en enige stresstest van de privébanken was de totale bankencrisis van 2008. Die bewees dat private bankiers niet bekwaam zijn ernstig te bankieren.
Dexia en de chocoladefabriek: de snoep voor de banken, de verliezen voor ons
In het bankenverhaal duiken heel wat namen op van mensen die al lange jaren vertrouwd zijn met het milieu. We kijken even achterom.
De ASLK werd heel lang geleden opgericht: in 1865; het Gemeentekrediet nog vijf jaar eerder. Deze financiële instellingen waren tevreden met een kleine winstmarge en schuwden de risico’s. Klanten kregen een behoorlijke rente voor hun spaarcenten en konden aan aantrekkelijke voorwaarden geld lenen. Het Gemeentekrediet was marktleider voor kasbons en als financier van de overheden. De dienstverlening verliep prima en iedereen kon er terecht, ook de minder kapitaalkrachtigen. Niet dat alles koek en ei was, er waren ook problemen. Niet het minst met de politisering van deze openbare kredietinstellingen. Vooral het Gemeentekrediet leed daaronder, politici van allerlei traditionele partijen verdeelden er de zitjes.
In 1996 verkocht de rooms-rode regering Dehaene-Di Rupo het Gemeentekrediet voor nog geen 750 miljoen euro. Samen met het Crédit Locale de France werd het omgetoverd tot een nieuwe private bank: Dexia. Het jaar nadien verkocht Dehaene-Di Rupo het laatste stuk van de ASLK aan Maurice Lippens.
De drie grote politieke families vertelden aan al wie het horen wou dat ze daarmee de sociale zekerheid gingen redden en de overheidsschuld gingen verminderden. Minister van Begroting Herman Van Rompuy deed op de radio dure eden dat voor het personeel en de klanten van de banken “niets zou veranderen”. We weten ondertussen beter: alles zou veranderen. Het was gedaan met voorzichtig bankieren, geld moest rollen! De banken begonnen een expansieavontuur vol fusies en overnames. Want wie niet waagt, niet wint. Zolang het risicobankieren
– met spaargeld van de mensen wel te verstaan – goed liep, boekten de grootbanken miljarden euro winst, en die winst verdween in de diepe zakken van de aandeelhouders. Toen het feestje afgelopen was en de rommelkredieten hoger stonden dan water dat aan de lippen staat, kwamen de privébanken aankloppen bij de vermaledijde overheid. Resultaat: in plaats van de beloofde kleinere overheidsschuld, werd die veel groter.
En in die nieuwe situatie spelen de hoofdrolspelers van vijftien jaar geleden opnieuw een hoofdrol. Dehaene is voorzitter geworden van de bank die hij destijds als premier zelf privatiseerde. Hij keerde zichzelf een dikke bonus uit, gaf er ook nog een aan Pierre Mariani en noemt dat vandaag een “inschattingsfout”.
In 1996 werd het Gemeentekrediet verkocht mede onder impuls van de toenmalige minister van Overheidsbedrijven en vicepremier, Elio Di Rupo. Nu de verlieslatende privébank vijftien jaar later door de overheid terug moet worden overgenomen, is Di Rupo daar als formateur nauw bij betrokken. En minister van Begroting er-zal-niets-veranderen Van Rompuy schopt het zelfs tot president van de Europese Unie en wordt daar op continentale schaal geconfronteerd met de falende grootbanken. Wat is de wereld toch klein! Zij die gisteren goed functionerende openbare kredietinstellingen aan de private Hendriken verpatsten, zijn vandaag alweer verantwoordelijk om de private schulden van die banken door te rekenen aan de bevolking. Tjonge jonge toch.
In de tocht naar de hemelse hoogten, the sky as the limit, verslikte Fortis zich in de haaienhap naar ABN Amro en in Amerikaanse rommelkredieten. Ook Dexia verhapte zich in rommelkredieten en bij het binnenrijven van FSA, de Amerikaanse verzekeraar van openbare besturen Financial Security Assurance. Toen FSA werd opgekocht trommelden de bankiers van Dexia zich op de borst: wij worden “wereldleider op de markt van de financiële dienstverlening aan de publieke sector”. De winsthonger was niet te stillen. Maar FSA nam meer en meer rommelproducten op in haar portefeuille en toen die heroïne op was, crashte de bank. Dexia zat in het oog van de storm en moest op een weekend in september 2008 gered worden door een kapitaalverhoging van 6,4 miljard euro, plus 150 miljard euro staatswaarborg van de Franse en Belgische overheid.
Verkocht voor 750 miljoen, teruggekocht voor 4 miljard en zoveel meer
Dat was 2008. Maar wat baten kaars en bril, als…? Ondanks de staatssteun blijft Dexia ook na 2008 de neus steken in dubieuze kredieten. En ze doet vrolijk mee met de aankoop van Griekse en Italiaanse staatspapieren. Dexia blijft Toxia. In oktober 2011 krijgt de bank een slecht rapport van kredietbeoordelaar Moody’s. Er volgt een begin van bankrun, de klanten halen driehonderd miljoen euro weg en Dexia dreigt te vallen.
Alweer in een herfstig weekend, alsof de geschiedenis ons uitlacht, moet een regering Leterme het hoofd buigen over de bank in moeilijkheden. En opnieuw moet ze diep in haar beurs tasten, heel diep. De Dexia Groep wordt ontmanteld en opgesplitst, onder andere in een Belgisch bankfiliaal waarvoor 4 miljard op tafel moet gelegd. De overheid moet dat geld zelf gaan lenen. De Franse regering doet hetzelfde met de Franse tak van Dexia. En wat overblijft van de Dexia Groep is voor de aandeelhouders, maar die Groep zit vol toxische producten en miljarden aan Griekse en Italiaanse staatsobligaties.
Vijftien jaar geleden deed rooms-rood het Gemeentekrediet voor nauwelijks 750 miljoen euro van de hand om “de staatsschulden terug te dringen”. Ondertussen heeft de teloorgang van Dexia de overheid in 2011 al 8 miljard euro gekost. Vier miljard euro voor de aankoop van de Dexia Bank, achthonderd miljoen euro aan bijdragen voor de vereffening van de gemeentelijke holding en meer dan drie miljard euro aan verliezen bij de gemeenten – daarover meteen meer.
En dan mag er niks mislopen met het restant van de groep, de bad bank, want daaraan werd voor niet minder dan 54 miljard euro staatswaarborg gegeven. “Als het fout afloopt, zadelt deze regering de volgende generatie op met een vergelijkbare schuldslavernij als die in Griekenland of Ierland. Het is een gigantisch risico om te nemen, het is niet meer of niet minder dan het op het spel zetten van een toekomst”, schrijft Yves Desmet in De Morgen.
Leterme – veel langer ontslagnemend premier in de regering Leterme II dan effectief premier in Leterme I – prijst zijn regering voor het geleverde werk: “Dexia Bank is weggehaald uit een risicovolle omgeving. We hebben de aandelen voor honderd procent verworven. Spaarders en klanten kunnen dus voor tweehonderd procent gerust zijn. Ook voor het personeel van de bank is de overname goed nieuws.” Om dan te besluiten dat de zware crisis van Dexia “de belastingbetaler niets zal kosten”. Niets kosten? De zaak heeft ons al bijna acht miljard gekost en het is lang niet zeker dat het hierbij zal blijven.
“Uw gemeentelijke bestuurders doen aan casinokapitalisme”
Hoe zit het precies met de verliezen van de gemeenten door het Dexia-fiasco?
Tot de jaren zeventig van vorige eeuw kregen de meeste gemeenten nog meer dan de helft van hun middelen van de federale overheid, via dotaties van het gemeentefonds. Vandaag is de overheidssteun – en die is ondertussen geregionaliseerd – nog amper goed voor een vijfde van de stedelijke middelen.
De stelselmatige afbouw van het gemeentefonds beroofde de gemeenten van die stabiele inkomstenbron. Dat veroorzaakte jarenlang ernstige financiële problemen voor steden en gemeenten. Zij probeerden het verlies te compenseren door hogere gemeentebelastingen en grondbelastingen.
De steden en gemeenten hadden grote stukken van hun vermogen belegd bij het Gemeentekrediet. Toen rooms-rood de bank privatiseerde, werden die aandelen ondergebracht bij de Gemeentelijke Holding, die vanaf dan 14,1 procent van het vermogen van Dexia in handen zou hebben. Er ontstond een dubbele relatie met Dexia. Enerzijds leenden de gemeenten er geld en anderzijds waren ze er aandeelhouder. De aandelen van de Holding waren voor hen een belangrijke inkomstenbron, gemiddeld haalden ze 0,7 procent van hun inkomsten uit de jaarlijkse dividenden.
Maar vanaf 2004 loopt het goed fout. Tussen 2004 en 2008 vertienvoudigen de schulden van de Holding: ze gaan van 186 miljoen euro naar 1,8 miljard euro. Dat komt vooral door twee leningen die de Holding zelf aanging bij Dexia. Nu blijkt dat die leningen onder andere gebruikt werden om aandelen van… Dexia te kopen. Geld lenen bij Dexia om aandelen van Dexia te kopen, de beurslogica drijft de steden en gemeenten tot de meest bizarre constructies.
Als Dexia in 2008 een eerste keer onderuit gaat, moeten de overheden staatswaarborgen geven aan de Gemeentelijke Holding, zodat die haar schulden kan blijven afbetalen. De koers van de aandelen blijft ondertussen zakken. In 2009 keert Dexia “als gevolg van de crisis” geen dividend uit. Nochtans is dat bedrag wel al ingeschreven op bijna alle gemeentebegrotingen voor 2010. Een flinke tegenvaller, zeker voor steden met belangrijke participaties zoals Antwerpen en Oostende. In allerijl dienen die gemeenten over te gaan tot onvoorziene besparingen: Blankenberge schaft meteen de schoolbus voor de kleuters af.
In Antwerpen maakt het college – in het geheim – een plan op voor de schrapping van honderden banen en voor de sluiting van verschillende wijkbibliotheken en van de ijspiste in Deurne. Een gunstige wind brengt dat document later op ons Antwerps partijsecretariaat. Onze districtraadsleden in Hoboken en Deurne maken het aan de pers bekend. Er moeten bij de stadsdiensten 523 voltijdse medewerkers weg. En in een resem stadsdiensten wordt het mes gezet, zegt het plan: vooral bij cultuur, sport en jeugd. Dat moet een besparing van 675.000 euro opleveren. Het stadscollege overweegt blijkens het document nog eens 1,3 miljoen te schrappen aan personeelskosten.
In hun persmededeling schrijven onze districtraadsleden: “Deze maatregelen moeten zes procent besparing realiseren op de stadsbegroting onder meer omdat de stad minder inkomsten haalt uit haar aandelen bij Dexia dan voorzien. Moeten de inwoners en het stadspersoneel dan opdraaien voor een crisis waar zij totaal geen verantwoordelijkheid in dragen? Banken als Dexia, die door te speculeren deze crisis hebben veroorzaakt, maken opnieuw megawinsten en keren opnieuw megabonussen uit.”6
Het groeiende onheil belet niet dat de meeste gemeenten zich in 2009 laten verleiden om zich aan de zijde van Dexia nog wat dieper in het financiële moeras te wagen. Zij worden aangespoord deel te nemen aan een nieuwe kapitaalverhoging van de Gemeentelijke Holding met de belofte dat op deze nieuwe “preferente aandelen” een spectaculair dividend van maar liefst 13 procent per jaar zal uitgekeerd worden.
Vandaag hoor ik politici met uitgestreken gezicht vertellen dat ze “het niet geweten hebben”, maar toen, in september 2009, protesteerden alle gemeenteraadsleden van de PVDA hevig. “Zo’n rendement kan een bank alleen bereiken door te speculeren, door nieuwe rommelkredieten te verpakken, door gevaarlijke investeringen. De betrouwbare beursbeleggingen brengen 6 procent op. De Gemeentelijke Holding belooft meer dan het dubbele. De kans is dus groot dat de gemeenten de komende tien jaar weinig of geen dividend zullen innen.” Deze gezamenlijke mededeling van de vijftien PVDA-raadsleden uit september 2009 blijkt twee jaar later maar al te waar.7 Maar behalve in Gent en nog een handvol andere gemeenten, tekent in 2009 de grote meerderheid van de gemeentebesturen toch in.
De Antwerpse gemeenteraad keurt op de zitting van september 2009 zijn deelname aan de kapitaalverhoging goed. “Het zou financieel onverantwoord zijn niet deel te nemen”, zegt schepen van financiën Luc Bungeneers van Open Vld. En dus stemt heel de meerderheid – met Patrick Janssens, Philip Heylen van CD&V en Bart De Wever van N-VA – ermee in om alweer met stedelijk geld op de beurs te gaan spelen. Wellicht vindt De Wever het debat niet eens interessant, hij komt niet tussen en keurt gewoon goed.
Dexia: van jackpot naar doofpot
Wie vandaag de verslagen van de algemene vergaderingen erop naleest, zal merken dat de steden en gemeenten helemaal niet wakkerlagen van het investeringsbeleid van de Holding. Na de kapitaalverhoging om Dexia overeind te houden, kwam slechts 52 procent van de algemene vergadering opdagen. “Het enige agendapunt dat ertoe deed, was of de dividendenstroom gegarandeerd was”, zegt een bron.8 De journalist van de Gazet van Antwerpen is er niet over te spreken. Onder de veelzeggende titel “Uw bestuurders doen aan casinokapitalisme”, schrijft hij: “Men zou voor minder sympathie krijgen voor de indignados, die nu overal de financiële bovenlaag van de maatschappij op de korrel nemen voor hun gepruts.” De journalist kent zijn dossier want hij vervolgt: “Men moet maar eens uitleggen waarom steden en gemeenten schreeuwen om financiële middelen terwijl ze intussen op de beurs niet alleen beleggen in Dexia, maar ook in de vastgoedbevaks Cofinimmo, Montea en Banimmo. En ook nog in de beheerder van het hoogspanningsnet Elia, dat steeds meer internationaal actief wordt. Een van de grootste aandeelhouders van de Holding is trouwens de stad Antwerpen. Die bezit er liefst twee miljoen aandelen. Dat zijn er drie keer meer dan Brussel. Ook dat verdient een woordje uitleg.”9
In 2009 wilde niemand naar de waarschuwing van onze gemeenteraadsleden luisteren, hoe terecht die achteraf ook gebleken is: steden en gemeenten kregen geen dividenden meer uitgekeerd. Nu plannen ze allemaal nieuwe besparingen en de inwoners zullen daar de dupe van zijn. De lokale politieke partijen doen er alles aan om de dramatische financiële situatie, die de toekomst van hun stad of gemeente nog lang zal tekenen, niet tot onderwerp van de komende gemeenteraadsverkiezingen te maken. Wat zal het thema worden van die verkiezingen? Goed bestuur?
Volgens onderzoeker Koen Hostyn kost de hele Dexiasaga onze steden en gemeenten niet minder dan 3,1 miljard euro. 500 miljoen euro bij de kapitaalverhoging in 2009, 2 miljard euro aan waardevermindering van de aandelen, en 600 miljoen euro aan dividenden die tussen 2008 en 2011 werden mislopen.10
Als gevolg van de crisis zullen naar schatting 327 van de 589 Belgische gemeenten in 2011 in het rood eindigen: zeven op tien van de Vlaamse gemeenten, bijna de helft van de Brusselse en vier op tien van de Waalse.
Klap op de vuurpijl: dezelfde partijen die in de raad van bestuur van de Dexia Bank en de Dexia Holding zitten, dezelfde partijen die op gemeentelijk vlak in 2009 enthousiast met de kapitaalverhoging hebben ingestemd, mogen vandaag in het parlement een onderzoek voeren naar wat misliep. Ze onderzoeken dus zichzelf. Mooie democratie is dat, van jackpot naar doofpot. “Het bankensysteem moet beter worden gecontroleerd”, roepen ze daar in koor. Wat een hypocrisie! Ze hebben jaren niets anders mogen doen dan de banken controleren maar bijna de helft kwam niet eens opdagen op de vergaderingen. Het bewijst alleen maar dat een paar politici in de raad van bestuur de zaak niet gaan veranderen. Het bankensysteem moet grondig anders. Het moet onder publiek bezit en onder publieke, democratische controle. En vooral, het moet andere doelstellingen hebben. Zolang de banken als hoogste doel stellen maximale rendementen te halen, en dus onvermijdelijk risico’s aangaan op de beurzen, zal er niets veranderen.
“Voor wat hoort wat”, zegt Patrick Janssens
Als het goed gaat leveren krankzinnige beursrisico’s maximale boni op. Als het slecht gaat, mag de gewone man het gelag betalen. Dat heet: het privatiseren van de winsten en het socialiseren van de verliezen. Net als bij Fortis in 2008 vindt in 2011 ook weer niemand dat hij ook maar iets verkeerd heeft gedaan. Neen, ge moet dat in de context bekijken, in die tijd was dat allemaal normaal, mijnheer.
Ze hebben ook niets zien aankomen. “Zoiets konden wij niet voorzien”, stamelden de CEO’s van Lehman Brothers toen de bank failliet was. “’t Was niet te voorspellen”, prevelden ze bij Fortis in 2008. “Ik heb de crisis niet zien aankomen”, zegt de baas van KBC vandaag.
En natuurlijk treft ook de beheerders van Dexia geen fout. Alles ging “per ongeluk”. Dat zeggen ook alle politici uit de raad van bestuur, en dat zijn er niet weinig. Bij de Dexia Groep zaten het laatste decennium onder meer Elio Di Rupo, Jean-Luc Dehaene, Karel De Gucht, François-Xavier de Donnéa en Didier Donfut in de raad van bestuur. En in dezelfde periode kon je in die van Dexia Bank België onder meer Patrick Janssens, Herman Van Rompuy, Patrick Lachaert, Tony Van Parys en Antoine Duquesne tegen het lijf lopen.
De Antwerpse burgemeester Janssens stoort zich aan de perceptie dat politici niks verloren hadden in die raden van bestuur. “Ik heb vijftien jaar lang bedrijven geleid, ik heb heel veel financiële instellingen geadviseerd. Ik ben geen domme achterlijke politicus die daar alleen maar zit om zijn zakken te vullen”, zegt hij.
“Maar”, zo bekent hij grootmoedig, “er zijn in dat dossier op alle niveaus fouten gemaakt. Wie zou ik zijn om te zeggen dat dat ook voor mij niet het geval is.” Welke fouten, dat zegt hij er niet bij. En Janssens wil zijn niet-verdiende loon “graag” teruggeven. Hij stelt maar één voorwaarde: hij wil eerst de belastingen en sociale bijdragen terugkrijgen die hij op die vergoedingen heeft betaald. Als dat niet gebeurt, dan houdt hij zijn centjes gewoon.
“Ik krijg jaarlijks een brutovergoeding van 20.000 euro. Ik krijg geen zitpenningen. Van die twintigduizend euro gaat er tienduizend naar belastingen en vijfduizend naar sociale bijdragen, want ik ben zelfstandige in bijberoep moeten worden door dat beheerdersmandaat”, legt Janssens uit. Zelfstandige in bijberoep: Janssens heeft blijkbaar hetzelfde statuut als iemand die na zijn uren op zelfstandige basis ook nog tupperware verkoopt. “Ik houd daar dus maar vijfduizend euro aan over”, rekent hij vlijtig uit. “Ik wil die heel graag terugstorten, als men mij voor die voorbije jaren dan ook telkens die vijftienduizend euro betaalt. Dat gaat mij misschien zelfs nog een spaarpotje opleveren.”11 Je houdt het niet voor mogelijk dat iemand die zich socialist durf te noemen, zoiets vertelt: ik wil best mijn niet-verdiende loon terugstorten, maar dan wil ik niet meer solidair zijn voor de sociale zekerheid. Zoiets maak je zelfs in het Echt Antwaarps Teater niet mee: “Ja schatteke, ik geef per jaar vijfduizend euro terug, op voorwaarde dat gij mij per jaar vijftienduizend euro geeft.” Het werpt meteen een ander licht op de titel van het nieuwe boek van Janssens: Voor wat hoort wat.
Onze regering is vastbesloten alle fouten uit 2008 te herhalen
In het debat over de bankensector lopen er wel een aantal rond met een mistkanon. Hoe meer verwarring, hoe liever. Zo doet men alsof de aankoop van de Dexia Bank door de Belgische overheid iets met een publieke bank zou te maken hebben. Dat is dus niet zo. Het is niet omdat de aandelenstructuur in overheidshanden komt dat de bank plots een publieke, maatschappelijke doelstelling zou nastreven en over een democratisch gecontroleerd beheer zou beschikken.
Omdat over Dexia stijf en strak alle frases en beweringen herhaald worden uit de tijd van de tijdelijke staatsovername van Fortis, is het goed nog eens na te lezen wat over de herfststorm van 2008 rond Fortis en Dexia in Op mensenmaat staat. Alles in die passage werd later immers bevestigd door de feiten. De passage gaat zo: “De staat droeg vers kapitaal aan maar kondigde al meteen aan dat het geld alleen diende om de bank door de storm te loodsen. Daarna, zo was de afspraak, wordt alles weer netjes overgedragen aan de privé. Als de deal doorgaat, zullen in de raad van bestuur van BNP Paribas een paar vertegenwoordigers van de overheid plaatsnemen. Maar de teugels blijven in handen van de privébezitters. Er wordt geen enkele les getrokken uit een onbetrouwbaar systeem dat sjachert met de centen van de kleine man. Er komt geen enkele garantie dat het spaargeld in de toekomst niet opnieuw in handen zal komen van speculanten, of in risicobeleggingen zal worden geplaatst. De meeste verantwoordelijken blijven gewoon aan. Niks is er opgelost: noch de speculatie, noch de veilige marges, noch de controle.”12
Fortis werd snel verpatst aan het Franse BNP Paribas, een bank die ondertussen boordevol giftige Griekse staatsobligaties zit.
De overheid wil mordicus alle fouten uit 2008 herhalen en de Dexia Bank snel weer van de hand doen. De grote politieke families blijven verblind door het liberale credo dat ons in de crisis heeft gestort: “Het is voor de overheid geen kerntaak om een bank te besturen.” De namen van kandidaat-kopers circuleren volop: Banco Santander, Deutsche Bank, Rabobank en het Franse Société Générale.
En wat gebeurt er als BNP Paribas of de Société Générale in moeilijkheden komen? Een derde tournee overheidsgeld? Is het voor de overheid dan wel een kerntaak om falende privébanken tot in den treure bij te springen? Een never ending story tot alle burgers, alle steden en alle overheden kapot zijn bespaard?
“Waarom zouden we de stuurlui aan het roer laten die hebben gezorgd voor de catastrofe? Waarom de leiding aan de privé overlaten?”, vroeg ik me af in mijn boek. Het is toch niet meer dan logisch dat een staat die kapitaal in de banken inbrengt, er ook zelf het beheer van overneemt. Dat hij er een instelling van openbaar nut van maakt, zoals destijds de ASLK. Toegegeven, ook een openbaar statuut biedt geen waterdichte garantie. Maar dat statuut is in elk geval een waarborg tegen wild speculerende bankiers en tegen riskante operaties met onze spaarcenten en pensioenen. Een openbaar statuut maakt stringente regels mogelijk: Geen mandaat in private raden van beheer voor de bestuurders. Geen cumul. Afgebakende bezoldiging voor de bankleiding, zonder gouden parachutes. Een controlecomité met vertegenwoordigers van vakbonden, sociale organisaties en klanten, en met vetorecht in strategische beslissingen.
Vanaf 2008 hebben wij steevast gepleit voor een publieke bankensector. Een bank als dienaar van de reële economie en als publieke dienstverlener voor het grote publiek. Net zoals post, spoor- en luchtvervoer, water en energie, ziekenhuizen, scholen en universiteiten dat zouden moeten zijn. Een sector die zijn handen afhoudt van de internationale kapitaalmarkten en hun rommelproducten, en die alle gokafdelingen afstoot zodat met het spaargeld geen Russische roulette meer kan worden gespeeld. Een sector die de mensen betrouwbare hypothecaire leningen kan verschaffen, zoals de ASLK destijds. Die goedkoper werkt voor de klanten, omdat hij niet die waanzinnige rendementen van 20 of 30 procent moet nastreven. Die bereikbaar is voor alle mensen, ook voor de ouderen onder ons. Die zijn opbrengsten in de gemeenschap kan investeren: in sociale investeringen, energiebesparing, de zorg, duurzame economie. Die geen toestanden duldt zoals bij Dexia, dat via een Israëlisch filiaal geld steekt in de bouw van koloniale nederzettingen in de bezette gebieden. Die een bevoorrechte schuldeiser wordt van de staat en de gemeenten, zodat die niet langer gewurgd worden met torenhoge rentevoeten. En die, tot slot, een humaan personeelsbeleid kan voeren.
Dat zijn toch allemaal straffe argumenten, die je niet zomaar naast je neer kan leggen. Mijn goede vriend Danny Carleer was jarenlang ondervoorzitter voor de ACOD-delegatie in de ASLK. Hij heeft een website opgericht: www.openbarebank.be waar dagelijks nieuwe argumenten voor een publieke bank op staan. Zonder Danny, dat moet ik hier toch even vermelden, was dit hoofdstuk ook niet mogelijk geweest.
Waarom van Dexia Bank België niet een eerste speler maken van een nieuwe publieke bankensector, een modern Gemeentekrediet 2.0? Daar hebben al onze gemeenteraadsleden heel 2011 voor gepleit. Leningen aan gemeenten – die nu dikwijls een variabele en hoge interestvoet hebben – zouden dan omgezet kunnen worden in langetermijnleningen met een vaste interestvoet.
De Publieke Bank 2.0 zou zich kunnen richten op goedkope leningen aan particulieren en gemeenten omdat de eis van maximale winst wegvalt – en daarmee ook de speculatie van de bank. Zo kan de structuur, de activiteit en de werking van Dexia Bank België gezond worden. Met een toezichtcommissie waarin de vakbonden en verbruikersorganisaties vetorecht hebben als het over belangrijke beslissingen gaat.
Openbare good banks: naar een publieke bankensector
Aan de muur in het kantoor van Lloyd Blankfein, de senior CEO van Goldman Sachs in West Street 200, Lower Manhattan New York, prijkt een cartoon. We weten, Goldman Sachs is de zakenbank die in vrijwel alle stinkende potjes van de crisis opduikt: van de Amerikaanse rommelkredieten tot de opsmuk van de Griekse begrotingscijfers. Op de cartoon in het kantoor van de CEO kijken een vader en zijn zoon over het tuinhek naar een meute wolven die het huis van de buren binnendringt. “Ik weet dat je de buren zal missen, Bobby”, zegt de vader, “maar het zijn zwakke en domme mensen, en daarom hebben we wolven en grote roofdieren.”13
Beter kan je de kapitalistische kijk op de wereld niet uitleggen: we hebben roofdieren nodig om zwakke mensen op te eten. Die roofdieren hebben de hele samenleving in 2008 in een crisis gestort. In Europa alleen al moesten de landen 1.240 miljard euro toestoppen voor de muil van de wolven, waarvan 757 miljard aan garanties. Maar de roofdieren bleven jagen, ze vielen nu ook de “zwakke overheden” aan om ze te verscheuren. En Europese wolven die zich banken noemen, azen en loeren op honderd of tweehonderd miljard euro en noemen dat “herkapitalisatie”, en de hap van de staatsgaranties moet daar bovenop.
Hoe meer de wolven gevoed worden, hoe groter ze worden, en hoe groter hun honger wordt.
De grote winnaars van de bankencrisis van 2008 waren … de grootbanken.
De Franse economist Eric Briys schrijft daarover: “De huidige crisis toont hoezeer de kracht en de macht van de banken is gegroeid. Na de crisis van 2008 legde iedereen uit dat we de omvang van de banken en financiële instellingen naar beneden moesten bijstellen. Maar vandaag constateren we: ze zijn nog nooit zo groot geweest. En nog nooit zo machtig en arrogant. Ze bedreigen de staten met besmetting: ‘Als u ons laat vallen, ontploft het hele systeem.’ Op die manier hebben ze geïnstitutionaliseerd wat economisten ‘moral risk’ noemen. Dat wil zeggen dat de banken de garantie hebben dat ze altijd gered zullen worden.”14
De mening van Briys wordt door veel economisten gedeeld. “Banken die too big to fail zijn, weten dat ze kunnen gokken. Winnen ze, dan wandelen ze naar buiten met de poen op zak. Verliezen ze, dan zal de belastingbetaler de rekening wel betalen”, zegt econoom Joseph Stiglitz bijvoorbeeld. Hij voegt eraan toe: “En het slechte nieuws is dat dit probleem veel groter is geworden door de crisis en de manier waarop ze is aangepakt. Er is meer concentratie in de bankierswereld, er zijn vandaag grotere banken dan vóór de crisis, en bovendien is de zekerheid dat ze gered zullen worden vandaag groter dan twee jaar geleden.”15
Een sector die te groot is om failliet te gaan, moet per definitie onder publieke controle komen. Geen enkele samenleving kan het zich veroorloven melkkoe te spelen voor een handvol privégokkers en cowboys. Op 27 mei 2011 heeft zelfs het IMF, toch niet bepaald een linkse club, zich over het fenomeen gebogen. Onder de titel ‘The too-important-to-fail Conundrum: Impossible to ignore and difficult to resolve’ heeft het IMF het bezorgd over de groeiende almacht van de grootbanken in de wereld. Het is moeilijk het probleem op te lossen, zo zegt het lijvige rapport, maar dat is alleen omdat het IMF van de politieke premisse vertrekt dat de financiële sector in geen geval een publieke sector mag worden.
Voormalig VRT-journalist Dirk Barrez formuleert op het progressieve onlineblad DeWereldMorgen het tegenovergestelde besluit: “Als de grootbanken een permanente publieke functie hebben, dan moeten overheden die uitoefenen en garanderen, net zoals fysieke veiligheid, faire rechtspraak, goede wegen of postbedeling overal.”16
1.Peter Mertens, Op mensenmaat. EPO Berchem, 2009, p. 232
2. Alter-EU, Bursting the Brussels Bubble. The battle to expose corporate lobbying at the heart of the EU. Brussel, Alter-EU, 2010
3. Alter-EU, o.c. blz. 88
4. TI EU, License to kill: Banking experts discuss EU crisis managment proposals.18 februari 2011. http://blog.transparency.org/2011/02/18/licence-to-kill-banking-experts-discuss-eu-crisis-management-proposals/
5. John O’Donell, Special Report: How lobbyist rewrite Europe’s Law. Reuters.com, 18 maart 2011
6. Persmededeling PVDA, Uitgelekt geheim pv van Antwerps stadsbestuur onthult drastische afbouw dienstverlening en schrapping 550 jobs, 27 oktober 2010
7. Persmededeling PVDA, De gemeente- en districtsraadsleden van de PVDA+ verzetten zich tegen een kapitaalverhoging van de Gemeentelijke Holding door de gemeenten, 25 september 2009
8. ‘Alleen de winst deed ertoe’. De Morgen.be, 19 oktober 2011
9. Johan Van Geyte, Uw bestuurders doen aan casino-kapitalisme. Gazet Van Antwerpen, 18 oktober 2011
10. Koen Hostyn, Dexia gered, Gemeentelijke Holding in vereffening: De burger betaalt 8 miljard. Solidair, 25 oktober 2011.
11. Patrick Janssens: ‘Ik wil vergoeding Dexia graag teruggeven’. De Standaard.biz, 31 oktober 2011
12. Peter Mertens, Op mensenmaat, o.c. blz 85
13. Andrew Ross Sorkin, Too Big to Fail: The Inside Story of How Wall Street and Washington Fought to Save the Financial System - and Themselves. Viking Penguin New York, 2009
14. ‘Pile, les banques gagnent; face les Etats perdent.’ Interview Eric Briys. Lib.ration, 12 juli 2011
15. Econoom en Nobelprijswinnaar Joseph Stiglitz. MO* Magazine, november 2009, blz. 21
16. Dirk Barrez, Gokstaat België - nu het Dexia stof gaat liggen, wat hebben we geleerd? De- WereldMorgen, 11 oktober 2011
Bestel hier het boek "Hoe durven ze?" (EPO, 2011)
Reageren op dit artikel? Mail naar redactie@solidair.org.