Gaby Colebunders en Frédéric Gillot: strijdmakkers, gisteren én vandaag
Gaby Colebunders, gemeenteraadslid voor de PVDA in Genk, krijgt de derde plaats op de Luikse Kamerlijst. De voormalige vakbondsman bij Ford Genk maakt een reële kans om een zetel in de wacht te slepen. Zijn Luikse strijdmakker Frédéric Gillot maakt de omgekeerde beweging en komt in Limburg op de lijst. Fred en Gaby kennen elkaar al veel langer en voeren samen dezelfde strijd. Vijf jaar geleden zat Solidair met hen neer voor een dubelinterview. Voor de gelegenheid herpubliceren we het gesprek.
Voor de verkiezingen van 2014 waren de twee vakbondsmannen regionale lijstrekkers, Gaby in Limburg, Fred in Luik. Fred werd verkozen, Gaby niet, al hielden ze beide hun belofte: de belangen van de werkende klasse verdedigen. Vijf jaar later zijn ze opnieuw verkiesbaar al steken ze daarvoor deze keer de taalgrens over. Back to the future met twee arbeiders die de klassenstrijd in hun bloed hebben.
De ene is een Limburger, de andere is van Luik. De ene is arbeider bij Ford Genk, de andere bij ArcelorMittal Luik. De ene is delegee van het ACV, de andere van het ABVV. De ene spreekt Nederlands en Italiaans, de andere Frans en Waals. Straks zijn ze alle twee lijsttrekker voor de PVDA, de ene in Limburg voor het Vlaams parlement, de andere in Luik voor het Waals parlement. Want ze strijden beiden voor hun klasse, voor de werkende mensen. Wij brachten hen samen voor een geanimeerd gesprek: Gaby Colebunders en Fréderic Gillot.
Afspraak op de parking van het stadion van voetbalclub Standard Luik. Gaby Colebunders, een vurig supporter van KRC Genk, ziet er de grap van in: “Hier gaan we toch geen foto’s maken, hè?”
Het weerzien tussen de twee is hartelijk. Ze vallen elkaar in de armen, kloppen elkaar kameraadschappelijk op de schouders, delen plaagstoten uit. Iets wat ze in de loop van het interview herhaaldelijk zullen doen.
Het gesprek dreigt wel een beetje moeilijk te worden, want ze spreken elkaars taal niet. Of toch? “In de fabriek van Chertal hangen de veiligheidsvoorschriften in meerdere talen uit: Italiaans, Nederlands, Frans...”, zegt Fréderic Gillot. “Bij Ford ook”, bevestigt Gaby. “Problemen zal dat dus niet opleveren, we zijn het gewend.”
Oké, vooruit dan maar. Allons-y. Let’s go. Vamos. Andiamo. Haydi. Pame.
Hoe hebben jullie elkaar leren kennen?
Gaby Colebunders. We hadden elkaar al gezien op betogingen natuurlijk, maar we zijn echt contact beginnen te zoeken toen we beiden geconfronteerd werden met sluitingen. Toen er in februari vorig jaar in Brussel een betoging was tegen de loonstop en voor het behoud van de index, hebben we besloten om gezamenlijk de kop van de betoging te trekken. Meestal loopt de vakbondstop op kop, maar wij vonden op dat moment dat het ons toekwam.
We droegen elkaars spandoeken en voerden de strijd samen, om duidelijk te maken dat we over de taalgrens heen hetzelfde probleem hebben, namelijk dat we ons werk kwijt zijn en dat we uitgebuit worden door het kapitalistische systeem. We waren broeders in de strijd.
Fréderic Gillot. Het klikte onmiddellijk tussen ons. Ook al spreekt hij geen Frans en ik geen Nederlands. De taal was nooit een probleem. Als we onder elkaar babbelen, zit daar een beetje Italiaans tussen, een beetje Frans, een beetje Nederlands, wat Engels...
Gaby Colebunders. En Google Translate, dat gebruiken we veel als we mailen (hilariteit).
Fréderic Gillot. Ook tussen de werknemers van Ford en de Luikse staalarbeiders is er iets buitengewoons ontstaan. De kameraden van Luik spreken me er nog altijd geregeld over aan. Weet je, sommigen willen ons doen geloven dat Vlamingen anders zijn dan wij, maar de mensen op het terrein beseffen dat een Vlaming een werkmens is, net als wij. Jongeren krijgen dag aan dag het heersende discours te horen dat de Vlamingen onverdraagzaam zijn en de Walen lui. Maar als ze met elkaar kennismaken, verdwijnen de vooroordelen.
Gaby Colebunders. De clichés leefden totaal niet. Ik kreeg van onze arbeiders zelfs geregeld de vraag: “Wanneer gaan we hen nog eens steunen?”
Wij in Genk zijn kinderen van mijnwerkers. Wij hebben niet zoveel met dat gedoe tussen Vlamingen en Walen. Er werken meer dan veertig verschillende nationaliteiten bij Ford.
Jullie zijn beiden doorgewinterde syndicalisten. Wat betekent vakbondswerk voor jullie?
Gaby Colebunders. We merken dat de vakbonden meer en meer geëvolueerd zijn naar overlegsyndicalisme. Wij willen meer strijdsyndicalisme. Strijd loont. Daar probeer ik binnen de vakbond iedereen van te overtuigen. Dat betekent vakbondswerk voor mij.
Waarom moeten wij altijd aan het treintje van de PS of de sp.a hangen? Wij hebben er als vakbond geen enkel belang om die partijen nog te steunen
Fréderic Gillot. Op de eerste plaats betekent dat op een instinctieve manier elke vorm van onrechtvaardigheid bestrijden. Jongeren krijgen in de fabriek van de ouderen lessen in klassenbewustzijn. Niet met moeilijke woorden – niet iedereen kent de grote theorieën over klassenstrijd die je in de boeken vindt – maar ze leggen het uit in hun eigen woorden. Dat is de basis.
Daarna kun je haast niet anders dan je in de syndicale strijd gooien. Je wilt de werknemers verdedigen, maar ook jezelf en je sociale klasse. En dat is wat vakbondsafgevaardigde zijn voor mij betekent. Niet alleen de concrete zaken, zoals loonsverhogingen en zo, maar nog belangrijker: de werkende bevolking bewust maken.
En nu stappen jullie in de politiek...
Fréderic Gillot. Voor mij is mijn politiek engagement eigenlijk een logisch gevolg van mijn vakbondswerk. Alleen zijn de thema’s waar ik mij nu mee ga bezighouden veel ruimer dan de staalsector. Als syndicalist strijden we in de fabriek voor onze sociale klasse, door ons te engageren in de politiek doen we hetzelfde, maar op een iets grotere schaal. Maar ik zal altijd een vakbondsman in hart en nieren blijven.
Gaby Colebunders. Voor mij was de overstap naar de politiek heel moeilijk. Ik heb altijd gezegd dat ik als vakbondsman zou sterven en dat ik nooit naar de politiek zou overstappen, omdat ik een man van het volk ben, en ook altijd de standpunten van de mensen wil verdedigen.
Veel vakbondsmensen keren zich af van de politiek. Waarom is het voor jullie belangrijk om die stap wel te zetten?
Fréderic Gillot. Het is niet alleen belangrijk, het is zelfs onvermijdelijk. Je engageert je niet in de syndicale strijd om een euro loonsverhoging af te dwingen, of om te staken. Je doet dat omdat je een visie hebt over de maatschappij en omdat je een project hebt om de maatschappij te veranderen. Zodra je zo’n project hebt, doe je al aan politiek! Als je protesteert dat Mittal zo weinig belastingen betaalt en wij zoveel, dan kun je dat toch niet uitleggen zonder het over politiek te hebben? Als de Waalse regering beslist om de Luikse staalnijverheid niet te redden, dan heb je het uiteraard over politiek...
Gaby Colebunders. Daar ben ik het helemaal mee eens. Ik heb me als delegee altijd ver gehouden van de politiek. Maar het is zoals Fred zegt: al ons werk als syndicalist op de werkvloer ís politiek gericht. Als delegee moeten we meer en meer aan politiek doen, want alleen zo kunnen we dingen veranderen.
Maar het parlement is niet de enige weg natuurlijk. De geschiedenis heeft bewezen dat we heel veel dingen kunnen veranderen van op de werkvloer. Maar naast een ijzersterke vakbond moet er een ijzersterke partij staan, die de vakbonden verdedigt.
Wij zijn de advocaten en de dokters van de straat
En die partij is de PVDA...
Gaby Colebunders. Het was voor ons jarenlang zoeken om een partij te vinden die achter onze strijdbare standpunten staat. In Charleroi zet het ABVV zich duidelijk af tegen de PS en zegt het: “Jullie zijn niet langer onze bevoorrechte partner.” Als het daar kan, moet dat ook in Vlaanderen kunnen.
Waarom moeten wij als vakbond altijd aan het treintje van de PS of de sp.a hangen? Wij hebben er geen enkel belang om die partijen nog te steunen. Geen enkel programmapunt van hen is afkomstig van de vakbond. We moeten constant de strijd aangaan, niet alleen tegen het kapitalistische systeem, maar ook tegen de huidige politieke partijen.
Fréderic Gillot. We willen de stem van de werkende bevolking in het parlement brengen, maar ook de oplossingen die de mensen naar voren schuiven. Bij de PVDA hebben we het niet over aan politiek doen voor de mensen, maar samen met de mensen. We discussiëren over maatschappelijke problemen en gezamenlijk vinden we oplossingen. Dat is voor mij in het parlement zitten: een boodschap verkondigen die tot stand gekomen is nadat een hele groep mensen erover hebben nagedacht.
Weet je, als we verkozen geraken, dan is het niet de stem van Gaby die zal weerklinken in het parlement, of die van mij, of die van Raoul Hedebouw, of van Peter Mertens... Neen, we zullen daar de stem van de werkende mensen vertolken. Dat doen we nu ook al op gemeentelijk vlak. Met ons principe van “straat-raad-straat” betrekken we de mensen bij de politiek.
Straks wordt het “straat-parlement-straat”?
Fréderic Gillot. Zeker. Men wil ons doen geloven dat politiek moeilijk is, maar dat klopt niet. De mensen weten zeer goed wat goed is voor hen! Het zijn geen idioten.
En ook als we verkozen zijn, zullen we op straat blijven komen, zullen ze ons nog steeds zien op betogingen en aan de stakingspiketten. Wij maken hetzelfde mee als de werkende mensen, wij hebben dezelfde problemen en dat zal zo blijven. En als we verkozen zijn, worden we daar geen cent rijker van. We zullen nog steeds hetzelfde arbeidersloon hebben. Een enorm verschil met de andere politici.
Gaby Colebunders. Er is geen enkele partij meer – buiten de PVDA – die nog opkomt voor de gewone mens, de arbeider, de invalide, de werkloze… Vanaf dag een van de staking en de piketten bij ons, die bijna zes maanden geduurd hebben, was er maar één partij die voortdurend naast ons stond en die ook onze boodschap verkondigde. Ze steunde ons en gaf ons de juiste info. Als je als delegee alleen maar de cijfers van je eigen bedrijf kent, heb je geen argumentatie. De PVDA heeft een eigen studiedienst en die gaf ons juiste cijfers en argumenten om onze strijd te versterken.
Ik ben heel blij dat mijn goeie vriend Fred in Luik de lijst voor het Waals parlement trekt. En ik denk dat het ook aan Vlaamse zijde heel belangrijk is om de stem van het volk in het parlement te krijgen.
Denken jullie dat ze in het parlement op jullie zitten te wachten?
Gaby Colebunders. Ik denk dat ze gaan móeten wachten op ons. Wij zijn bezig met een wetsvoorstel voor een wet-Ford – of een wet-Mittal, of een wet-Caterpillar, of een wet-métallo, hoe je het ook wil noemen.
Zo’n wet houdt vier zaken in. Een: een verbod op afdankingen voor multinationals die herstructureren of delokaliseren om meer winst te maken. Twee: verstrenging van de ontslagwetgeving, bijvoorbeeld, dat elk ontslag moet worden voorgelegd aan de rechtbank. Drie: verplichting tot terugbetaling van alle ontvangen cadeaus voor grote bedrijven die delokaliseren. Vier: alle werknemers in toeleveringsbedrijven en onderaannemingen die getroffen worden door de herstructurering van een groot bedrijf moeten verplicht worden opgenomen in het sociaal akkoord van het bedrijf.
Dat laatste hebben wij trouwens via strijd afgedwongen bij de sluiting van Ford. Iets waar we heel fier op zijn. Bij Ford heeft de poetsvrouw van een externe firma hetzelfde sociaal akkoord als de Fordarbeider. Dat is uniek in België. Maar dat moet een wet worden.
Daarom zeggen wij: het parlement zit niet op ons te wachten, maar ze gaan wel met ons kennismaken voor de verkiezingen. Voor 25 mei gaan we hen al duidelijk maken wat hen te wachten staat en wat het volk wil.
In het parlement gaan jullie terechtkomen in een vreemde, ja zelfs vijandige omgeving.
Fréderic Gillot. De omgeving waarin we nu leven is ook vijandig, hoor. Je moet niet denken dat Gaby bij Ford Genk cadeaus in de schoot geworpen krijgt. Je moet niet denken dat ik bij ArcelorMittal cadeaus krijg. Ons dagelijkse leven is nu al strijd: de klassenstrijd. Denk je dat ik op mijn benen ga staan bibberen als zo’n paar kerels in een kostuum vijandig gaan doen tegenover mij? Ik ben al dertig jaar vakbondsmilitant, ik heb ergere dingen meegemaakt.
Ik hou mij vast aan de steun van het volk. Dat is wat mij recht houdt
Wat we bedoelen: als arbeiders komen jullie terecht in een milieu van advocaten, dokters...
Fréderic Gillot. (onderbreekt) Maar wij zijn de advocaten en de dokters van de straat! Niet wij maar zij moeten beschaamd zijn. Wij maken nog deel uit van het volk, zij niet.
Gaby Colebunders. Oké, het parlement, dat is een heel andere cultuur, maar wij gaan ons niet aanpassen, want wij zijn de stem van het volk. Wij weten wat er leeft, want we hebben meer dan 41.000 mensen ondervraagd over wat de mensen belangrijk vinden. En wij weten nu dat armoede de grootste zorg is. Als ik naar de standpunten kijk van alle politieke partijen, zie ik dat nergens! Moeten wij ons dan aanpassen aan hen?
In Luik heeft de PS ook een arbeider van ArcelorMittal als lijsttrekker gezet. Schrikt dat je niet af?
Fréderic Gillot. Neen. Ergens ben ik er zelfs blij om. Dat bewijst dat de PVDA links niet verdeelt, maar versterkt. De PVDA moet maar een arbeider bovenaan de lijst zetten en hup, drie dagen later doet de PS hetzelfde. Toch ongelooflijk hoe machtig we nu al zijn, hè. Maar schrikt dat de PVDA af? Neen. Wij spelen op een heel ander terrein. Wij zijn een strijdpartij. De PS is een machtspartij. Dat is een heel andere dynamiek.
Op het vlak van ideeën staat de PVDA lijnrecht tegenover de PS. Maar dat betekent niet dat de verkiezingen een strijd worden tussen Robert Rouzeeuw (ABVV-hoofddelegee bij ArcelorMittal en lijsttrekker voor de PS, n.v.d.r.) en Fréderic Gillot. Dat is show, daar doen wij niet aan mee.
Jullie hebben beiden zware herstructureringen meegemaakt. Jullie stonden ongeveer letterlijk dag en nacht aan de piketten. Was dat fysiek en mentaal houdbaar?
Gaby Colebunders. Tijdens de stakingen stond ik soms 56 uur aan een stuk aan het piket. Vier uur slapen en dan, hup, weer naar het piket. Mijn echtgenote kwam mij soms proper ondergoed brengen aan het piket… En als ik thuis was, dan stond mijn telefoon nog roodgloeiend. Velen dachten dat ik rust zou hebben toen er een akkoord was, maar ik doe constant voort. Ik ben zeven dagen op zeven met politiek bezig en de campagne moet nog beginnen. Ik hou mij vast aan de steun van het volk. Dat is wat mij rechthoudt.
Fréderic Gillot. Wij zelf hebben ook onze lastige momenten, natuurlijk. Wij zijn Superman niet. Maar ja, hoe hou je het vol? Dat weet je soms ook niet. Sommige dagen slaap je niet, of eet je nauwelijks... Je hebt maar één doel: de strijd. En daar moet alles voor wijken. Je moet je mensen motiveren om strijdbaar te blijven, waardoor je weinig ruimte hebt om lang met jezelf en je eigen zielenroerselen bezig te zijn.
Gaby Colebunders. Mentaal maakt het me alleen maar sterker. Er zitten ondertussen zoveel ijzeren platen in mijn rug van alle messteken die we gekregen hebben in al die jaren, dat er niet veel dingen zijn die mij er nog onder kunnen krijgen.
Sommige mensen gaan er wel onderdoor. Zoals ArcelorMittal-arbeider Alain Vigneron en tientallen mensen bij Ford, die uit het leven stapten...
Fréderic Gillot. Het is normaal, hè. Ook wij delegees houden het zelf soms niet vol. Ook wij kraken soms. Voor veel mensen is hun werk een essentieel deel van hun leven. Als je ook ziet welke opofferingen de werknemers doen… Zowel bij Ford Genk als bij ArcelorMittal worden de werknemers uitgeperst als citroenen.
Eerst laat de directie ons afdankingen en loonsverlagingen slikken, allemaal om de fabriek open te houden. En als dan uiteindelijk blijkt dat toch hele afdelingen sluiten, ja, dan zou je voor minder gek worden.
Op zo’n momenten zijn de delegees een luisterend oor. Ik ga geregeld eens een koffie drinken met een arbeider, omdat zij hun verhaal kwijt moeten kunnen.
De vestiging waar ik werk, is al een jaar dicht. De werknemers kunnen de fabrieksterreinen niet op. Ze zitten hele dagen thuis. Maar elke week organiseer ik vakbondsvergaderingen in een zaaltje van een café. Ik wil die band met hen niet verliezen, want het is belangrijk dat we elkaar blijven zien, dat we zaken delen en samen blijven strijden.
Maar het is niet abnormaal dat sommigen het niet meer aankunnen. De mensen die bij Ford, bij Caterpillar, bij ArcelorMittal, enzovoort aan de deur gezet zijn, zijn geen idioten, hè. Ze kennen de economische realiteit en beseffen dat het niet eenvoudig is om werk te vinden. Ja, de schrik zit erin.
U hebt het bijgehouden, Gaby. Bij Ford Genk vielen sinds 2003 al 40 zelfdodingen te betreuren.
Gaby Colebunders. Bij de herstructurering van 2003 stond de ex-hoofddelegee van Renault Vilvoorde bij ons aan de poort. Hij zei me: “Gaby, pas op. Je gaat zien dat er meer zelfdodingen zullen zijn.” Sindsdien ben ik het aantal zelf beginnen bij te houden. Op dit moment staat de teller op 41 zelfdodingen die hadden kunnen voorkomen worden.
Eigenlijk zou er bij elke herstructurering of sluiting constant een psycholoog beschikbaar moet zijn.
Via Geneeskunde voor het Volk hebben we nu een psychologe in dienst die zich enkel bezig houdt met mensen van Ford en toelevering. Die vrouw heeft de handen vol. De meeste van haar patiënten worden aangebracht door ons, vakbondsmensen. Zij komen hun hart luchten bij ons. Wij kennen hun privéleven, wij weten wat er scheelt, wat hun financiële situatie is. Wij kennen hun relatieproblemen… Ik ben verschillende keren met een arbeider mee gegaan naar de psychologe. De eerste keer zit ik er zelfs letterlijk bij. Ik krijg sms'jes van arbeiders die het niet meer zien zitten. Ik kreeg er ooit een van een arbeider die al aan het kanaal stond, klaar om erin te springen… Wij zijn soms hun laatste strohalm.
Winstgevende bedrijven die beslissen te sluiten, dragen een enorme verantwoordelijkheid, zegt u.
Gaby Colebunders. Ja, zij organiseren sociale catastrofes… En ja, dan kan ik Alain Vigneron volgen als hij in zijn afscheidsbrief Lakshmi Mittal een moordenaar noemt.
Weet je, ik voel mij nu nog nauwer betrokken bij andere bedrijven die herstructureren en sluiten. Anderhalve week geleden maakte Delicatesse Catering in Genk bekend dat het gaat sluiten. 125 mensen op straat. Je merkt dat zij onze ervaring kunnen gebruiken.
Fred en ik zijn ook al meermaals bij Tessenderlo Chemie geweest. Hun strijd is een voorbeeld voor ons. We vinden het dan ook vanzelfsprekend dat we er bij zijn en dat we hen vormen en begeleiden. Ik voel mij niet alleen meer een delegee van de werknemers van Ford, maar ik voel me nu delegee van alle bedrijven die in nood zijn. Zij hebben geen nood aan een schouderklop, maar aan een vuist die voor hen gaat vechten.
Wie zeker niet voor hen vecht, is de regering. In plaats van het probleem van de werkloosheid aan te pakken, zet de regering eerder in op de jacht op werklozen.
Fréderic Gillot. Niet alleen laat de regering na om de werkloosheid aan te pakken, ze veroorzaakt het probleem zelfs! De regering veroorzaakt de vernietiging van de arbeidsmarkt. Een werkgever die naar België komt, richt zich tot Vlaanderen en Wallonië en zegt: “Allez, wie geeft me de grootste cadeaus? Laat het bieden beginnen!”
En je mag ook niet vergeten dat de werkende mensen zonder job deel uitmaken van het productieproces. Zij vormen wat Marx noemde “het reserveleger van het kapitalisme”. Voor de werkgever is het zo wel makkelijk, hij moet maar zeggen: “Werk meer en klaag niet, want zie je hoeveel er klaar staan om je plaats in te nemen?”
De regering zet gewesten en landen tegen elkaar op. België moet concurrentieel zijn met de buurlanden, Vlaanderen en Wallonië worden tegen elkaar uitgespeeld. Maar als puntje bij paaltje komt, is het de werkende bevolking die onder druk komt te staan. Het zijn de werkende mensen die hun levensvoorwaarden achteruit zien gaan.
Reageren op dit artikel? Mail naar redactie@solidair.org.