Dossier: hoe ook justitie wordt hervormd op maat van de 1%
“Witteboordencriminelen moeten volgens de minister zelfs nooit meer vervolgd worden”, schreef de pers. Het justitieplan van de minister lijkt wel erg op het lijf geschreven van de cliënten die de minister vroeger als advocaat verdedigde.
Minister van Justitie Koen Geens stelde woensdag 18 maart zijn “justitieplan” voor in de Kamer. Vooral het voornemen van de minister om belastingontduikers en financiële delinquenten niet langer naar de gevangenis te sturen, zet kwaad bloed. “Witteboordencriminelen moeten volgens de minister zelfs nooit meer vervolgd worden”, schreef de pers. Financiële strafdossiers zouden geen zaak meer zijn voor het gerecht.
Het justitieplan van de minister lijkt wel erg op het lijf geschreven van de cliënten die de minister vroeger als advocaat verdedigde. Heeft de minister wel lessen getrokken uit de bankencrisis en de schandalen rond LuxLeaks en SwissLeaks? Blijkbaar vindt minister Geens het niet meer ‘strafwaardig’ dat een samenleving voor miljarden wordt opgelicht.
Een overzicht van een plan dat de fraudeurs in de watten legt en aan de gewone burger de rekening presenteert.
Drempel tot justitie wordt verder verhoogd
De afgelopen jaren was justitie al zo goed als onbetaalbaar geworden. Het plan van minister Geens gaat hier nog een stap verder in.
Op vrijdag 20 maart keurde de Kamercommissie financiën op voorstel van Geens een verhoging van de rolrechten goed (dat zijn de vaste kosten die je moet betalen als je een zaak opstart).
Deze beslissing komt neer op een extra belasting van 20 miljoen euro voor mensen die zich tot de rechter wenden. De minste procedure zal gemakkelijk meerdere duizenden euro's kosten. Wie kan dat nog betalen?
De regering verkoopt haar plannen tot het verhogen van de griffierechten door te stellen dat “de rolrechten aangepast moeten worden om ze in verhouding te brengen tot de werklast voor justitie”. Ze wil de burger aanzetten om “de weg van het constructief overleg” te kiezen. De rechtbanken zouden overbelast zijn en daarom “zal, wie een beroep op het justitieel apparaat wenst te doen, gevraagd worden bij te dragen in verhouding tot zijn gerechtvaardigde belangen”. Zoals steeds betoogt de regering dat haar extra belasting van justitie “geenszins de toegang tot de rechter belemmert”. Is dat zo?
In het wetsontwerp van de regering worden zogezegd de rolrechten voor kleine zaken niet verhoogd. Dat klopt niet. De regering wil namelijk een rolrecht innen per eisende partij. Dat zal met ongewijzigde tarieven ook in kleine zaken voor een verhoging van de kostprijs van de procedure zorgen. Die maatregel zal bijvoorbeeld tot gevolg hebben dat als twee samenwonenden een huurzaak opstarten bij de vrederechter zij 80 euro zullen moeten betalen, daar waar dat nu 40 euro is. Hetzelfde geldt voor bijvoorbeeld vijf erfgenamen die samen een vordering instellen. Daarvoor moet momenteel 100 euro rolrecht betaald worden voor de rechtbank van eerste aanleg. Met het nieuwe voorstel wordt dat 500 euro.
De regering stelt dat het rolrecht slechts verhoogt voor de zaken waarin grote belangen spelen en dat dus “de grote schouders de zwaarste lasten dragen”. Het rolrecht wordt met andere woorden hoger naarmate de procedure een hogere financiële inzet heeft. Dat de gewone burger daardoor niet geraakt wordt, is echter fout. Het is niet steeds zo dat enkel de meer vermogenden hoge vorderingen stellen. Bijvoorbeeld in een burgerlijke zaak voor de politierechtbank verdubbelt het rolrecht vanaf een discussie over 2.500 euro. Aan dat bedrag zit je al snel als het gaat over een auto-ongeluk.
Het wetsvoorstel werd voor advies aan de afdeling wetgeving van de Raad van State voorgelegd. En dat is niet mild voor de regering. De Raad stelt dat het voorgestelde systeem “de toegang tot een rechter in gevaar zou kunnen brengen”.
Deze plannen van de regering komen bovenop de verhoging van de rolrechten met 15% door de vorige regering in 2012 en de verhoging van de rechtsplegingsvergoeding[1].
Verder plant de regering een ernstige inperking van het recht op juridische bijstand door de invoering van een remgeld.
Het plan stelt op geen enkele manier de invoering van de btw op advocatendiensten ter discussie (21% extra!). Nochtans is dat de maatregel die de drempel tot justitie het meest verhoogt. Het plan gaat verder in de logica dat justitie een product is en dat de “gebruiker” ervan de kost moet betalen. In een reactie stelt Test-Aankoop dat hiermee “de genadeslag wordt toegebracht aan de toegang tot justitie”. Het principe van de openbare dienst wordt volledig ontmanteld.
De redactie van Info@law, een tijdschrift voor rechtspractici, schreef dan ook het volgende: “Voor de gewone gemiddelde consument wordt de dienstverlening van de advocaat nog nauwelijks betaalbaar. De gewone burger blijft hierbij in de kou staan. De kleine consument al helemaal. Justitie is geen recht meer maar een product.”
Kloof tussen justitie en burger vergroot
Een van de meest onbegrijpelijke maatregelen is het aanzienlijk verminderen van het aantal vrederechters (dit zijn rechters die eenvoudige geschillen van huur, facturen… regelen). Dat zijn bij uitstek de rechters waar de gewone burger nog vrij gemakkelijk toegang had, zowel door de nabijheid als door de dikwijls vlotte procedures en lage kosten.
Ook de rol van de enige rechtbank waar burgers in zetelen (het hof van assisen) wordt ingeperkt, namelijk door het aantal zaken dat zij moeten behandelen te verminderen.
Rechten van de verdediging ingeperkt
Het plan-Geens is een complete aanfluiting voor de rechten van de verdediging.
De minister denkt erover een arrestatie tot 72 uur te laten duren vooraleer een verdachte voor een onderzoeksrechter verschijnt. Iemand beroven van zijn vrijheid is een van de meest ingrijpende maatregelen die er bestaan. Momenteel moet een rechter binnen de 24 uur beslissen of die maatregel wordt verlengd. Het is ongehoord die termijn op drie dagen te brengen.
De rol van de onderzoeksrechter wordt beperkt. Enkel in de dossiers met voorlopige hechtenis zou er nog een tussenkomst van de onderzoeksrechter zijn. De begrenzing van zijn opdracht volgt ook uit twee andere ingrepen: de uitbreiding van de mini-instructie en de uitbreiding van bepaalde opsporingsmethoden zonder onderzoeksrechter. Ook een aantal beroeps- en verzetsmogelijkheden verdwijnen.
Verder voorziet het plan in de volgende maatregelen die de rechten van de verdediging afbouwen:
• de afschaffing van de maandelijkse controle door de raadkamer op de verlenging van de voorlopige hechtenis.
• de afschaffing van de zitting “regeling rechtspleging” voor de raadkamer. Dat wil zeggen dat een beklaagde zich niet meer kan verdedigen tegen de verwijzing naar een strafrechter omdat dit in handen van het parket zou komen.
• het beperken van de verplichting om voor bepaalde onderzoeksdaden een gerechtelijk onderzoek op te starten en dus een beperking van de waarborgen van onpartijdigheid van een onderzoeksrechter.
• de beperking van de mogelijkheden om in hoger beroep te gaan zowel in strafzaken als in burgerlijke zaken
• strengere procedurele eisen voor een beklaagde in een strafproces, bvb. de beperking van de mogelijkheid om op elk moment een schriftelijke verdediging neer te leggen
• een beperking van het recht om verzet aan te tekenen tegen een vonnis dat gewezen is zonder dat de beklaagde aanwezig was op het proces
Al deze maatregelen worden verdedigd vanuit het mantra “Efficiënte justitie”. Strafpleiter Walter Van Steenbrugge zegt hierover op zijn blog[2]: “Laat efficiëntie vooral de basisrechten niet smoren, want net daar knelt het schoentje nogal stevig. Want met de bescherming van de rechten van de mens gaat het van kwaad naar erger, ik verwacht binnenkort nog een aantal serieuze veroordelingen van België op de banken van het Europees Mensenrechtenhof. Ik denk hierbij aan de ruim onvoldoende mogelijkheden van tegenspraak in de strafprocedure, de te grote macht die kleeft aan de inkt van de politiepen en de nog steeds veel te grote ongelijkheid tussen het Openbaar Ministerie en de andere procespartijen.”
Aan al deze kritieken doet het plan-Geens niets. Integendeel. Walter De Smedt, rechter op rust, stelt daarover in de Juristenkrant: “Je kan spreken van een verburgerlijking van het strafrecht.”[3]
Ook in het burgerlijk recht staat de tegensprekelijke procedure onder druk. Het regeerakkoord Michel I voorzag al in een “summiere rechtspleging om betaling te bevelen” naar analogie met de Europese richtlijn daarover. Het justitieplan wilt dat nu invoeren voor “schuldenaars die bedrijfsmatig actief zijn”. Het plan stelt : “In die nieuwe procedure zal de gerechtsdeurwaarder een uitvoerbare titel kunnen afleveren na machtiging langs elektronische weg, door een centrale autoriteit”. Erevrederechter Jan Nolf zegt daarover in de Juristenkrant van 25 maart 2015: “Welke Big Brother met de ‘centrale autoriteit’ bedoeld werd, kon het kabinet Geens ons bij het ter perse gaan nog niet verklappen: alleszins toch geen onafhankelijke rechter, zo te lezen.” Hij besluit: “De juridische onmondigheid maakt ook bij kleine ondernemers slachtoffers van de invorderingsindustrie.”
Eens de normale procedures in dergelijke zaken zijn afgebouwd wordt het gevaar reëel dat ook voor de gewone consument zo’n “betalingsbevel” zal worden ingevoerd.
Versterking van de uitvoerende macht
In het strafrecht zal de verplichting om voor bepaalde onderzoeksdaden een gerechtelijk onderzoek op te starten, beperkt worden. Het openbaar ministerie (het parket), krijgt de vrije hand. Daardoor dreigt misbruik en willekeur want het openbaar ministerie is de vertegenwoordiger van de staat en is niet onpartijdig. De waarborg van onpartijdigheid van een onderzoeksrechter valt weg.
Een hoeksteen van ons strafrechtsysteem is dat de rechter beslist na een openbaar en tegensprekelijk debat waarin de partijen, het openbaar ministerie, de verdediging en de benadeelde gelijke wapens hanteren. Geens doet deze steen wankelen. Hij wil een reeks feiten depenaliseren en de afhandeling ervan volledig in de handen leggen van de administratie. Een aantal bevoegdheden die nu aan de rechterlijke macht toekomen zouden worden overgenomen door het OM.
Geens plant “een bevel tot betaling uitvoerbaar te stellen voor feiten van gemeen recht”. Normaal moet men veroordeeld worden voor bepaalde feiten en kan de overheid daarna de betaling opeisen. In het plan-Geens zal men een straf krijgen en moeten betalen, en pas achteraf mag men zelf een proces inspannen.
Door al deze maatregelen versterkt Geens de greep van de uitvoerende macht en perkt hij die van de rechterlijke macht in, net zoals dat gebeurde bij de GAS-wetgeving.
Juridische wereld trekt aan alarmbel tegen besparingen bij justitie
Op vrijdag 20 maart organiseerden zowat alle actoren van de rechterlijke macht een “Alarmdag Justitie”, en dat tegen de besparingen van 124 miljoen euro, die in het federaal regeerakkoord opgelegd worden aan justitie. Zij stellen onomwonden dat de rechterlijke macht in gevaar is en hekelen het feit dat de bezuinigingsmaatregelen de onafhankelijkheid van justitie aantasten. Zij hebben gelijk. Het personeel van justitie spreekt nu al van onaanvaardbare werkomstandigheden.
De regering plant een lineaire besparing van 20% op de kosten en van 4% op het personeel. Minister Geens heeft gevraagd om deze besparingen meer in de tijd te kunnen spreiden en stelde het besparingspad anders te willen invullen (1% dit jaar, 2% in 2016, 3% in 2017 en 4% in 2018). In een opiniestuk zegt advocaat Hugo Lamon daarover: “Dit afwijkend besparingsregime voor justitie is blijkbaar nog niet verworven, maar zelfs als deze light-versie er komt, zal ze rampzalige gevolgen hebben voor justitie”.[4]
Geens hervormt justitie op maat van de 1%. Grote fraudeurs worden met fluwelen handschoenen behandeld en mogen hun proces afkopen. De rechten van de gewone burger worden uitgehold. Een toegankelijke en democratische justitie is met het justitieplan van minister Geens verder weg dan ooit en de PVDA zal er zich dan ook tegen verzetten dat het uitgevoerd wordt. De burgers vergissen zich als ze denken dat een bloedarme justitie hun rechten zal beschermen, zeker als de macht verschuift naar het openbaar ministerie.
Strafmodaliteiten strenger voor mensen zonder recht op verblijf
Minister Geens plant een onderscheid in te voeren tussen veroordeelden met en zonder recht op verblijf en dat inzake de voorlopige invrijheidstelling en een aantal strafmodaliteiten (zoals de enkelband, de opschorting van straf, de werkstraf). Dit onderscheid klinkt logisch, maar gaat voorbij aan de realiteit dat vreemdelingen dikwijls hun recht op verblijf verliezen tijdens hun gevangenschap. Vaak worden vreemdelingen tijdens hun verblijf in de gevangenis ambtshalve geschrapt. Zij worden dan beschouwd als personen die België hebben verlaten, met als gevolg dat hun recht op verblijf vervalt.
De realiteit is dat er veroordeelden zijn die in de gevangenis zitten zonder formeel recht op verblijf maar die in essentie wel recht hebben om in België te blijven als ze de nodige formaliteiten verrichten. Het plan van Geens voorziet echter voor alle vreemdelingen zonder wettig verblijf een strengere regeling wat betreft strafmodaliteiten zonder rekening te houden met de dikwijls ingewikkelde verblijfssituatie van veroordeelden.
Deze regeling leidt tot gevallen waarbij vreemdelingen die sinds hun geboorte in België wonen plotseling geconfronteerd worden met een uitwijsbevel naar een land waarvan ze niet eens de taal kennen.
Een uitwijzing is dan zeer onrechtvaardig en zal waarschijnlijk ook niet gebeuren, maar toch zal er een heel ander systeem van strafuitvoering voor deze mensen van toepassing zijn.
Ook veroordeelde staatlozen en mensen die niet-repatrieerbaar zijn, zitten in eenzelfde problematische positie. Staatlozen zijn mensen die geen nationaliteit hebben en die dus nergens naar toe kunnen. Niet-repatrieerbare vreemdelingen zijn vreemdelingen die niet teruggestuurd kunnen worden naar hun herkomstland, maar ook geen verblijfsvergunning voor België krijgen[5].
Voor de Dienst Vreemdelingenzaken hebben deze mensen geen recht op verblijf. Pogingen om hen (terug) in te schrijven zijn meestal hopeloos omdat steden, gemeenten en vaak ook gevangenissen niet willen meewerken aan verblijfsaanvragen. Deze mensen komen dan terecht in een oneindig spelletje zwartepieten. En ook voor hen voorziet het justitieplan dus strengere strafmodaliteiten.
In plaats van de vraag te stellen of veroordeelden een kans hebben op een toekomst in België – en zo niet hen strenger te behandelen – zou men beter de vraag stellen of veroordeelden een realistische kans maken op een menswaardige toekomst in hun land van herkomst. Alle Europese richtlijnen en internationale verdragen inzake uitwijsbeleid gaan uit van die vraag.
Ook de modaliteiten voor alternatieve strafuitvoering en invrijheidstelling moeten hierop gericht zijn. Dat gebeurt nu niet in het justitieplan.
Men kan staatloze of niet-repatrieerbare veroordeelden zonder wettig verblijf niet uitwijzen net zo min als men kan vragen van mensen die heel hun leven hier hebben gewoond om terug te gaan naar landen die ze niet kennen. Toch voorziet minister Geens ook voor hen strengere strafmodaliteiten.
Het justitieplan heeft de ambitie zoveel mogelijk in overeenstemming te zijn met het uitwijzingsbeleid. Het plan zou daarentegen beter zoveel mogelijk in overeenstemming zijn met het geheel van de vreemdelingenwetgeving. En die gaat niet enkel over uitwijzingen. Nu wordt er enkel gefocust op het repressieve deel van het vreemdelingenrecht, en zwijgt men over de rechten van vreemdelingen om hun situatie in regel te stellen.
Heel het geplande systeem zal ongetwijfeld botsen op de Europese richtlijnen en internationale verdragen die meer rekening houden met de fundamentele rechten van de vreemdelingen. De vraag stelt zich ook of het wel verenigbaar is met het non discriminatie beginsel en het gelijkheidsbeginsel.
We zullen in België nog steeds geconfronteerd worden met veroordeelde vreemdelingen die in de gevangenis moeten zitten tot het einde van hun straf en die nadien in vrijheid gesteld worden zonder enige vorm van re-integratie. Dat is het gevolg van het niet voorzien van strafmodaliteiten voor mensen zonder wettig verblijf. En dat is nu juist wat het plan stelt te willen vermijden.
Hervorming van het strafbeleid
We lezen in het justitieplan een hele reeks voorstellen inzake strafbeleid die zinvol zouden kunnen zijn. Het lijkt de bedoeling de gevangenispopulatie te verminderen.
Om dit doel te bereiken bevat het plan zowel voorstellen om de instroom van gevangenen te beperken (bvb. sommige feiten uit de strafwet halen, beperking van de duur van de voorlopige hechtenis...) als voorstellen om de uitstroom van gedetineerden te versnellen (opnieuw automatisch toekennen van de voorwaardelijke invrijheidsstelling...). Een dergelijk reductionistisch beleid zou een stap voorwaarts zijn.
Maar het schoentje knelt toch wel ergens, want de voorziene maatregelen roepen veel vragen op.
Betreffende de voorlopige hechtenis (VH) bijvoorbeeld stelt het plan terecht dat deze te veel misbruikt wordt. Dikwijls is zij al een straf zonder dat men ten gronde veroordeeld is. Om die praktijk tegen te gaan wilt de minister de VH beperken tot vier maanden (voor feiten waarop een maximum straf van 5 jaar staat). Op zich een zinvolle maatregel, doch de controle op deze VH wordt veel moeilijker gemaakt doordat een verdachte pas na twee maanden zou verschijnen voor de raadkamer, daar waar dit nu na één maand is. De rechten van de verdediging worden dus zwaar beperkt.
Ook betreffende de voorwaardelijke invrijheidsstelling (VI) staan er veranderingen op til. Zo stelt het plan dat een veroordeelde automatisch zou kunnen vrijkomen na het uitzitten van een deel van zijn of haar gevangenisstraf. Enkel bij gegronde bezwaren van het parket zou de zaak worden behandeld door de Strafuitvoeringsrechtbank. Dit is opnieuw een goede maatregel. De VI is immers belangrijk voor een gedetineerde om opnieuw de draad op te nemen in het leven buiten de muren en dat met steun en controle van de justitieassistenten. Het plan voorziet echter tegelijkertijd dat een VI pas mogelijk wordt na het uitzitten van de helft van de straf. Dat zal leiden tot langere detenties en gaat in tegen de geest van een reductionistisch beleid. Nochtans stellen veel studies dat het niet de lengte van de straf is die van belang is, doch wel wat er met de gedetineerde in de gevangenis gebeurt.
En ook daar schiet het plan-Geens te kort. Er wordt verwezen naar het opstellen van een detentieplan voor iedere gedetineerde, doch die mogelijkheid is reeds jarenlang voorzien door de wet maar nooit in uitvoering gebracht. We komen niet te weten hoe men concreet het detentieplan gaat invoeren, noch met welke middelen men dat gaat doen.
Dezelfde opmerking dient gemaakt te worden over de uitbreiding van de alternatieve straffen. Ook over die plannen komen we weinig concreets te weten, net zo min als over de middelen die er tegenover staan.
De maatregelen die wel al concreet zijn, zoals het optrekken van het verplicht uitzitten van de helft van de straf, de afschaffing van de controle door de raadkamer tijdens de eerste twee maanden… leiden eerder tot langere detentie en minder rechten voor de verdediging en gaan dus in tegen een “reductionistisch strafbeleid”.
Bovendien hebben de N-VA en Open Vld al aangegeven dat ze niet te vinden zijn voor de beperking van het systeem van voorlopige hechtenis. Daar waar het plan een aantal interessante voorstellen bevat dreigen deze teniet te zullen gaan in de discussies op regeringsniveau die nog zullen volgen.
[1]De rechtsplegingsvergoeding is het bedrag waartoe men veroordeeld wordt als men een rechtzaak verliest. Dat bedrag komt boven op de rolrechten en de kosten van de advocaat. Het dient om de kosten van de advocaat van de winnende partij te dekken.
[2] Zie http://deredactie.be/cm/vrtnieuws/opinieblog/blog/waltervansteenbrugge/1.2283760
[3] “De filosofie van de reductie van het strafrecht”, Walter De Smedt, Juristenkrant, nr. 306, 25 maart 2015.
[4] Zie volledige opinie van advocaat Lamon: http://www.jubel.be/2015/03/de-zwarte-mars-in-brussel-is-niet-zomaar-een-betoging/
[5] Zie http://www.vluchtelingenwerk.be/publicaties/point-no-return-futile-detention-unreturnable-migrants
Reageren op dit artikel? Mail naar redactie@solidair.org.