Vluchtelingen. Voor het oog van onze tv-camera’s lijden ze schipbreuk en verdrinken ze massaal in de Middellandse Zee. Ook dichter bij ons sneuvelen mensen tijdens hun tocht naar een beter leven. In het Franse Calais vielen de afgelopen weken doden en gewonden bij pogingen om het continent te verlaten door de Kanaaltunnel. De beelden laten ons niet meer los. Om de situatie beter te begrijpen, trok de PVDA-groep ‘migratie’ naar Calais, naar de “jungle”, waar vluchtelingen een kampement hebben gebouwd.
De jungle van Calais, waar duizenden vluchtelingen leven, op zoek naar een beter leven. De werkgroep migratie van de PVDA ging er op bezoek en stootte op pakkende verhalen, hartverwarmende solidariteit en een tekortschietende overheid.
Juli 2015. Calais. Duizenden vluchtelingen proberen in groep door de tunnel onder het Kanaal te geraken. De politie chargeert, gebruikt sprays en slaat erop met knuppels. Er vallen doden en gewonden. Wat is er aan de hand aan onze achterdeur?
Op maandag 3 augustus trekken we er voor drie dagen heen. Ons kleine wagentje snort in Frankrijk over de A26-autoweg de file vrachtwagens voorbij. Die tientonners krijgen plotsklaps een andere betekenis: hier zijn het vluchtmiddelen voor de vluchtelingen die we gaan bezoeken. Vanaf De Panne zijn alle ‘aires de repos’ afgesloten. Geen vrachtwagen kan er nog parkeren, geen verstekeling kan er zich in verbergen.
In de buurt van Calais verandert het landschap. Hoge witte glazen hekken boorden vanaf hier de autostrades af. Bovenaan buigen ze af. Er zijn rollen prikkeldraad met scheermesjes over gespannen. Daarachter: de ferryhaven. Auto’s schuiven aan, ook een hele rits vrachtwagens. Hier is te voet niet meer bij te geraken. Overdag liggen de autostrade en de afritten er verlaten bij. Constant wordt aan die versperring gewerkt. Ze is nu al 28 km lang. Nabij de haven tellen we een driedubbele versperring, drie hoge hekken achter elkaar over de hele lengte.
De jungle
We bereiken de ‘jungle’ via le Chemin des Dunes, een weg die – minder idyllisch dan haar naam doet vermoeden – door een desolaat industrieterrein naar de autostrade leidt. Onder de brug begint het kamp. Vele Afrikanen lopen langs de weg: te voet of met de fiets, alleen of in kleine groepen. Waar gaan ze heen, waar komen ze vandaan? Er zitten er op de stoep. Regelmatig neemt een tientonner er met snelheid zijn bocht en scheert langs de stoepzitters heen. Wij wagen ons doorheen het éénrichtingverbodsteken en de vrachtwagens naar de toegang. Levensgevaarlijk is deze plek, maar iedereen zit er onverschrokken bij. Drieduizend mensen – vooral mannen en enkele vrouwen – met de meest ongelofelijke vluchtervaring schuilen hier samen. Vrouwen en kinderen, merken we later, kunnen worden opgevangen in een afgespannen prefab gebouw even verderop. Sommigen komen zelf naar ons toe om over hun situatie te spreken.
Deze ‘jungle’ is een oud stort in een duinengebied van enkele hectare groot, die de overheid aan de migranten heeft toegewezen nadat ze de andere kampementen in februari dit jaar met de grond gelijk had gemaakt.
De jungle
In Europa worden vluchtelingen tijdens hun asielprocedure opgevangen in asielcentra. Iedere lidstaat organiseert dit zelf. In Frankrijk waren er eind december 2014 25.000 plaatsen.
Zo was er een asielcentrum in Sangatte, een buurgemeente van Calais. Dit centrum gaf plaats aan 1.500 asielzoekers. In 2002 werd dit centrum gesloten. De vluchtelingen zijn zich dan gaan verzamelen op een braakliggend terrein achter de Thioxyde-fabriek, een van de meest vervuilende bedrijven van Frankrijk.
Deze jungle werd in januari 2015 door de gemeente Calais met bulldozers plat gelegd. De vluchtelingen kregen een nieuw terrein toegewezen, een oud stort in de duinen vol doornstruiken, bomen en afval. Geen pad, geen open plek. Met hakmessen kapten de vluchtelingen zelf open plekken. Ze bouwden hutten met het materiaal dat ze vonden of dat ze kregen van geëngageerde burgers. Gaandeweg zijn de vluchtelingen zich gaan hergroeperen tot het tentenkamp dat het nu geworden is. Dit kamp is gelegen vlak bij de autostrades waar de vrachtwagens naar de ferry langskomen.
Plastic kerk en moskee
Overal zien we tentjes: allemaal scheefgezakt, veel gescheurd, sommige dicht op elkaar, andere wat verder weg in het struikgewas. Sommigen zoeken ook hier enige privacy, maar meestal staan ze allemaal dicht op elkaar. Groepjes tenten vormen net kleine entiteiten, wijkjes. Je kan er paadjes tussen merken. Tijdens onze verkenning leren we dat ook hier mensen met dezelfde afkomst samen huizen: hier de Afghanen, wat verderop de Pakistanen, ginds de Syriërs, daar de Soedanezen, nog wat verder de Eritreeërs … Allen wonen ze met hun eigen groep samen en vormen ze wijkjes met voor ons onzichtbare grenzen.
Ze bouwden hutten met takken en plastic. De tenten omwonden ze met zwart plastic als bescherming tegen felle neerslag en wind. Er zijn twee winkeltjes van – jawel – Pakistanen, en een restaurant – met openingsuren en al – dat zich “Afghanistan-Plage” noemt. Zelfs hier is humor niet ver weg.
We zien hutten, gemaakt van hout en plastic. We zien een kerkje, gemaakt met dezelfde materialen. Mensen komen er bidden voor iconen. Vlak daarbij een plastic moskee, inclusief houten schappen voor schoenen aan de ingang. Geen water hier voor de voetwassing.
Op het einde van de dag komen we te weten waar deze hutten vandaan komen. We ontmoeten een zestal gezette zestigers van Secours Catholique. Zij leggen ons uit dat hun ploeg enkele dagen voordien is aangekomen. Zij leveren het materiaal voor de hutten: latten voor het gebinte, nagels en hamers, stevige witte plastic en hechtingen en dekens voor de binnenwand die condensatie opvangt en de mensen binnen dus droog houdt. Zij geven instructies voor de montage. De rest doen de migranten zelf.
Georges en Claudine
Georges en Claudine zijn vrijwilligers van de groep Salaam, actief in de jungle van Calais. Zij wonen in een sociaal appartement vlak bij de haven van Calais.
“Calais heeft door zijn ligging aan het Kanaal en de overzet naar Engeland steeds veel migranten aangetrokken en de inwoners van Calais waren gekend om hun gastvrijheid. De sluiting van Sangatte (zie kader, n.v.d.r.) was een bewuste zet van de overheid om ‘de migranten onzichtbaar te maken’ en spontane hulp te ontmoedigen, in de hoop dat vluchtelingen Calais zouden verlaten.”
Na de sluiting van Sangatte zaten de vluchtelingen effectief op straat. Ze schuilden in grachten langs de weg. “Dit was voor vele inwoners onaanvaardbaar”, zegt Claudine, “en zij gingen spontaan hulp bieden. Zo is Salaam trouwens ontstaan in 2002. Een weduwe van een meubelmaker schonk ons de oude magazijnen waar we maaltijden konden bereiden. We konden vijf fulltime betaalde werknemers aanwerven voor de organisatie van het werk en de vrijwilligers. We brachten tot 1.100 maaltijden naar de jungles die verspreid lagen over Calais, we leverden hygiënisch materiaal, kleding en schoenen, we zorgden voor opladen van batterijen, lieten vluchtelingen bij ons thuis douchen, we gaven les of zorgden voor wat animatie …”
Elke dag twee uur aanschuiven
Het Centre Jules Ferry ligt in een omheind gebied in Calais, tussen hoog dreigende intact gebleven oorlogsbunkers en bestaat uit een reeks lage gesloten barakken, restanten van wat in de jaren 60 een sociaal vakantiecentrum was. De politie waakt met twee combi’s en zes manschappen op 20 meter. Hier heeft overheidsinstantie Vie Active haar intrek genomen. Het centrum is open van twaalf uur ’s middags tot zeven uur ’s avonds. Er is mogelijkheid een douche te nemen. Een jeton geeft twee minuten water. Er zijn wasbekkens om de kleren te wassen. Er is een elektriciteitspunt om gsm’s op te laden.
Op dit ogenblik zorgt het centrum voor tweeduizend maaltijden per dag, die een per een verdeeld worden aan één deur. Elke dag vanaf 17 uur kunnen migranten die in de jungle leven, daar aanschuiven. De rij wordt minstens 600 meter lang. Tussen nadarhekkens moeten ze twee uur aanschuiven om zo’n zakje eten te bemachtigen …
Stokken in de wielen
Vanaf 2014 stak de Franse regering een tandje bij om vluchtelingen uit Calais te verwijderen. Het stadsbestuur begon Salaam actief te boycotten. “De regering heeft de meubelmakerij onteigend”, vertellen Claudine en Georges. “Ze hebben het gebouw afgebroken en Salaam kreeg geen andere plaats om zijn activiteit voort te zetten. Toch zijn we doorgegaan met het bereiden van maaltijden voor 400 mensen. We deelden achter de Thioxyde-fabriek maaltijden uit in open lucht, onder een tentje als het regende. Dat hebben we kunnen volhouden tot januari 2015. Toen werd ook dat terrein gesloten.”
In februari kregen de asielzoekers de huidige jungle toegewezen, die ze gaandeweg zo leefbaar mogelijk trachten in te richten.
Tijdens ons verblijf horen we zowel van vluchtelingen als van inwoners van Calais en hulporganisaties hoe deze vluchtelingen dagelijks geweld moeten ondergaan: dagelijkse pesterijen van inwoners en overheid, geweld van de administratie over hun papieren, repressie van politie met constante surveillance en charges met traangas en honden.
“Breng ons geen eten, maar schoenen”
Opvallend hoeveel jonge Eritreeërs er in de ‘jungle’ zijn. Jongeren van soms 16 jaar oud, zowel jongens als meisjes. De Eritreeërs leven samen in een uithoek van het kamp, dicht bij de afrit van de autostrade waar de camions voorbijsnellen. Het is er levensgevaarlijk.
We spreken met een groepje van jongeren van 16, 17 jaar. “We willen meer mensenrechten. We willen studeren. We gaan niet naar Engeland om rijk te worden. Neen, we willen vrij zijn en andere mensen kunnen helpen. In Engeland hebben we nog vrienden, maar het is heel moeilijk om in een vrachtwagen te geraken. We moeten nog trainen om te springen en te lopen. Een van onze vrienden, Moussa, heeft het geprobeerd. Maar hij is dood, geëlektrocuteerd. Hij was 17.”
We zien ook vele jongeren met omzwachtelde handen. Steeds vaker worden bovenop de prikkeldraad rond de autostrade scheermesjes bevestigd die in handen en polsen snijden.
En bovendien, als de politie hen oppakt, neemt die hun schoenen af en moeten ze blootsvoets kilometers terug stappen naar het kamp. “Breng ons geen eten”, zegt een jongere ons, “maar schoenen om te kunnen lopen en springen.”
Waarom naar Engeland?
Het antwoord op deze vraag is vrij simpel. Taal is voor vluchtelingen een bepalende factor bij de keuze van de bestemming. In Brussel hoor je onder vluchtelingen hoofdzakelijk Frans. In Calais spreken ze bijna allemaal Engels. In Londen zijn veel groepen migranten waar ze kunnen bij aansluiten. Velen beweren er familie of vrienden te hebben die hen zal opvangen. Zij dromen er te kunnen werken of studeren. In Engeland hoef je je niet te legitimeren met identiteitspapieren. In Engeland is de arbeidswetgeving ook totaal anders. Een werkgever kan mensen zonder papieren op een legale wijze aan het werk zetten, uiteraard tegen een dumpingloon. Maar het is niet strafbaar.
Twintig toiletten voor drieduizend mensen
Chloé Lorieux en Jean François Patry werken in Calais als vrijwilliger bij Dokters van de Wereld. “De levensomstandigheden zijn hier zwaar en ongezond. De mensen hebben voortdurend abcessen, ontstekingen, zweren. Wij zouden moeten kunnen vaccineren, tegen tetanus bijvoorbeeld, maar we hebben hier geen frigo’s om de vaccins te bewaren. Heel wat mensen hebben ook ziektes opgedaan tijdens hun tocht.”
“Wij zijn op het eind van onze krachten”, vertellen ze. “We zijn hier vijf dagen per week, maar die dagen zitten heel snel vol. Wij zien 70 tot 90 patiënten per dag, terwijl het medisch centrum in Calais zelf, dat eigenlijk voor de vluchtelingen bestemd is, maar een dertigtal mensen per dag ziet. De zorg die de overheid in het Centre Jules Ferry verstrekt, is uitermate beperkt. Eigenlijk zouden daar alle diensten van eerste hulp moeten voorzien zijn, maar de politieke wil ontbreekt.”
“Watertoevoerpunten zijn er nog maar sinds drie weken, toiletten sinds zes weken. En dan nog maar een twintigtal toiletten. Dat alles is tegen de internationale normen. Als wij in de derde wereld werken, is er een toilet per twintig personen, dat is verplicht. Maar hier tellen we twintig toiletten voor drieduizend mensen … Weet je dat er in het centrum van de stad Calais een circus was opgesteld, met een speciaal waterpunt voor de dieren? Hier hebben wij zelf wc’s moeten graven, samen met de mensen.”
We rijden met de auto naar de tunnel waar vrachtwagens en treinen vertrekken. Het is een weg van twaalf kilometer, vooral over autostrades. Langs de weg zien we nieuw gebouwde ijzeren muren, met bovenop prikkeldraad.
In de bosjes zien we groepjes vluchtelingen liggen, verstopt. We stoppen, en ontmoeten twee jongens, van vooraan de 20, schatten we. Ze verstoppen zich. Vannacht om drie uur willen ze over het hek springen en naar de tunnel gaan.
Als we vertrekken zien we achter ons dat arbeiders ook dit bosje aan het afsluiten zijn met een nieuw ijzeren hek. De Franse regering geeft miljoenen uit om deze muren te bouwen.
Witte rozen
Vlak voor onze terugkeer naar België gaan we nog even naar de begraafplaats van Calais. We willen een korte stilte houden bij de graven van de slachtoffers, gedood bij hun vlucht naar Engeland.
Op het kerkhof vernemen we dat net een jonge Eritrese vluchteling is begraven. De conciërge brengt ons naar de graven, met het uitdrukkelijke bevel geen foto’s te nemen. Blijkbaar mag de waarheid niet gekend worden …
We ontdekken drie graven, er zijn nog heel wat slachtoffers niet begraven. Er is het graf van de baby Chahid Sambali, die op 12 juli stierf. Toen zijn mama over het hek wou springen, liet ze haar baby vallen. Het kindje was dood. De mama leeft nog. We zetten een bloempotje op het graf. Daarnaast vinden we het graf van de Soedanese vriend, wiens lege bed we nog hebben gezien in het kamp. Abdulmajid Bash Mohamed Ibrahim werd 45 jaar oud. Naast hem is zonet Houmed Moussa uit Eritrea begraven. We herinneren ons de jonge Eritreeër die ons vertelden hoe hun vriendje op de trein geëlektrocuteerd werd. Hij is gestorven op 20 juli en werd vandaag, 5 augustus, begraven. Er staan enkele bloemstukjes en twee witte rozen op zijn graf.
Solidariteit in Calais
We ontmoeten een vader en zijn zoon. Ze zijn volop een barak aan het bouwen. De vader is leraar, de zoon studeert architectuur. Zij hebben in hun familie tweeduizend euro ingezameld om hout, planken en nagels te kopen en nu, tijdens hun vakantie, bouwen ze tentjes en plastic stulpjes.
De vader vertelt: “Schandalig hoe de Franse regering omgaat met vluchtelingen. Onlangs zijn hier nog 250 asielzoekers aangekomen. Ze hadden in Parijs hun toevluch gezocht tot een kraakpand, maar zijn door de politie buitengezet. Er komen hier elke dag mensen toe die niks hebben. Zij slapen buiten, in open lucht, tussen de struiken. Nu is het hier warm, maar dat zal niet blijven duren.”
“Tot voor drie weken was hier ook geen water”, vertelt de man. “De mensen moesten water gaan halen in het meertje aan de fabrieken. Geen wonder dat sommigen ziek werden. Onlangs heeft de gemeente op drie plaatsen waterpunten geopend, terwijl de watertoevoer al lang aanwezig was. De overheid heeft er alles aan gedaan opdat de mensen zouden wegblijven van Calais. Maar er is geen alternatief.”
Staatsracisme, noemt de man het. “En dat heeft invloed bij de bewoners. Mensen hebben schrik. Die solidariteit is niet algemeen. Calais is een verarmde stad. Er is veel werkloosheid en openlijke vijandigheid tegenover migranten. Maar anderzijds zijn er toch heel wat tekenen van solidariteit. Er zijn gezinnen in Calais die zelf families herbergen. En wij ervaren ook veel tekenen van solidariteit van de kampbewoners zelf. Je kunt geen tentje voorbijgaan of ze bieden je een appel aan, of een flesje water.”
Getuigenissen
Wie zijn deze mensen die vluchten? Hoe zijn ze in Calais gekomen? Wat is hun droom?
Eyob, uit Eritrea
“Ik heb zes dagen door de woestijn getrokken, via Soedan naar Libië. Daar stapte ik samen met 700 anderen op een boot. Toen we in Catania (in Sicilië, Italië, n.v.d.r.) aankwamen, werden we per bus overgebracht naar Venetië. Daar moesten we onze vingerafdrukken geven, maar dat heb ik geweigerd. Waarom? Ik ken het Dublin-systeem: in het land waar je je vingerafdruk nalaat, moet je ook asiel aanvragen … Om te ontsnappen ben ik over de zeven meter hoge muur van het centrum gekropen. Daarbij heb ik mijn beide voeten gekwetst, maar ik ben ontsnapt. Dan ben ik via Milaan naar Ventimilia, aan de Franse grens, getrokken. Daar zat ik enkele dagen op de rotsen in de zee, tot ik via Nice in Antibes geraakte. Van daar belandde ik uiteindelijk in Parijs, waar ik dagen op straat leefde, zonder eten of drinken. Ik ben sinds een week in Calais en ik heb al vier keer geprobeerd op een trein of op een vrachtwagen te springen. Mijn voeten zijn er letterlijk kapot van, want om aan de tunnel te geraken, moet je meer dan anderhalf uur stappen. Het is zwaar, maar we doen het.”
Abdul, uit Soedan
“Eind 2014 zijn we gevlucht uit Darfour. Ik studeerde nog, maar moest mijn studies stopzetten door de oorlog tussen Zuid- en Noord-Soedan. Wij zijn gevlucht omdat milities in het kamp binnendrongen en jonge mannen oppikten, jongeren tussen 16 en 30 jaar, vooral studenten. We trokken door de woestijn naar Libië, een gevaarlijke tocht van tien dagen. In Libië, zaten we zes maanden vast in Isdabia (een grensstad tussen Soedan en Libië, n.v.d.r.). Daar komen vele vluchtelingen toe. We werden opnieuw opgesloten door plaatselijke milities. Ik ben kunnen ontsnappen door een gat in de omheining en ben naar de zee gevlucht. Daar ben ik met een kleine vissersboot naar Italië vertrokken. Na twee dagen pikte een grote boot ons op. Na nog drie dagen waren we in Italië. We werden met de trein overgebracht naar Lecco, in de buurt van Milaan. Ik ben toen doorgestoken naar Frankrijk en terechtgekomen in Parijs. Daar was er geen opvangmogelijkheid. Ik heb dan twee dagen op straat geslapen en overleefd door water te drinken uit de goot. Hier in Calais heb ik veel landgenoten gevonden. We hebben samen een plaats gezocht in de jungle. We hebben kleine hutten gebouwd en ons goed georganiseerd. We hebben zelfs een schooltje opgericht. We krijgen hier Franse les van vrijwilligers uit Calais.
Said, uit Syrië
“Ik woon in Manchester. In Engeland ben ik erkend als vluchteling, maar ik heb mijn familie nog in Syrië. Mijn twee broertjes zijn in Turkije geraakt, ik ben hen gaan ophalen. Ik zoek een legale weg om met hen terug naar Engeland te gaan. Op een trein of een vrachtwagen springen is veel te gevaarlijk. Ik probeer een chauffeur te vinden, maar dat kost heel veel geld.
De Britse regering beloofde om 15.000 vluchtelingen op te nemen vanuit Syrië. Op dit moment heeft ze er 500 opgenomen, dat is alles. Bovendien wordt het recht op gezinshereniging verstrengd.
Leven in de Engeland is niet gemakkelijk. De bevolking is ‘heel koud’ tegenover van vluchtelingen. Bovendien zijn wij moslims. De mensen hebben schrik van moslims. Iedereen denkt dat wij gevaarlijk zijn.
Ik kan mijn broertjes niet hier laten. De situatie is ook hier veel te gevaarlijk. Mijn jongste broertje heeft heel veel schrik. Als ik hem vertel dat ik enkele dagen terug moet naar Engeland om wat geld te verdienen, begint hij te wenen.
Waarom moesten wij ons land verlaten? Wij hadden alles: werk, geld, ons huis, scholen … maar alles is kapot. Wij zijn verplicht te vluchten. Ik moet erin slagen mijn broertjes veilig en wel naar Engeland te brengen.”
Vluchten is een recht
Volgens de Verenigde Naties waren er sinds WO II wereldwijd nooit zoveel vluchtelingen als in 2013: bijna 50 miljoen. In 2014 waren het er al 59,5 miljoen. In 2015 zal dat wellicht nog toenemen.
Het land dat het meeste vluchtelingen opvangt, is Pakistan. Dat land breekt als opvangland alle records, op de voet gevolgd door Iran en Libanon. Libanon dat rond de vier miljoen inwoners telt, heeft sinds de start van het conflict in Syrië twee miljoen Syriërs zien binnenstromen. Beeld je eens in dat België – een goed ontwikkeld land – er op een paar jaar tijd de helft van de bevolking bij krijgt.
Komt er nog bij dat onze politici deze mensen afdoen als ‘avonturiers en gelukszoekers’ die ons land zouden overspoelen. Nochtans horen wij in Brussel en Calais niets dan schrijnende getuigenissen over de verschrikkingen van de tocht, de levenden en doden die achterbleven, het gemis van vrouw en kinderen, de wens om in vrede in eigen land te wonen of er te kunnen terugkeren in betere omstandigheden. De getuigenissen geven aan dat deze mensen hun leven niet op het spel zetten om het avontuur. Mensen vluchten voor vervolging en bedreiging met de dood, voor bommen, aanslagen, oorlogen. Zij vluchten voor armoede, mislukte oogsten, droogte of overstromingen door een steeds extremer klimaat.
Net zoals ónze voorouders in tijden van oorlog deden, hebben ook vluchtelingen vandaag het recht om hun land te verlaten en in een ander land asiel te vragen en te krijgen. De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens legt dit recht vast in art. 13-14. Zij hebben het recht de oorlog te ontvluchten zoals staat in de Conventie van Genève.
Maar Europa respecteert dit recht niet, het geeft integendeel miljarden euro’s uit om muren te bouwen rond zijn continent. Geld dat niet meer kan worden ingezet voor het garanderen van dit mensenrecht via legale vluchtroutes en menswaardige opvang. Muren en prikkeldraad die bovendien de vluchtelingen niet tegenhouden maar enkel drijven tot extremere en gevaarlijkere vluchtroutes met honderden doden tot gevolg.
Wij krijgen dan ook een zeer wrang gevoel bij de minut stilte die de Europese excellenties hielden voor die vluchtelingen die dood achterbleven bij hun vlucht. Die minuut stilte kunnen we als burger beter ondubbelzinnig omzetten in openlijke solidariteit en druk op de overheid. Ons gevoel voor rechtvaardigheid en onze creativiteit kunnen ons hierbij de weg wijzen. Want iedereen is van de wereld, en de wereld is van iedereen …
Dit artikel komt uit het maandblad Solidair van september 2015. Abonnement.
Reageren op dit artikel? Mail naar redactie@solidair.org.