Antiterrorismeplan van Jan Jambon: iedereen verdacht?
Vrijdag 5 februari legde minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon (N-VA) zijn plannen tegen terrorisme en radicalisering voor aan de regering. Vooral het Brusselse luik, het zogenaamde "Kanaalplan", baart grote zorgen. Aan de doeltreffendheid van dit plan valt te twijfelen: het plan voorziet wel in een veralgemeend toezicht, maar ten gronde wordt niets ondernomen om de ideeën van jihadisten en ronselaars te bekampen.
Het plan Jambon tegen het jihadistisch radicalisme had veel weg van het Monster van Lochness: iedereen praatte erover, niemand kreeg het te zien, maar van tijd tot tijd toonde het zijn kop of staart. Minister van Binnenlandse zaken Jan Jambon (N-VA) liet geen kans onbenut om zich keer op keer te profileren in dit dossier, nu eens met sterke verklaringen (“We zullen Molenbeek opkuisen”), dan weer met allerlei harde voorstellen. Intussen kon minister Jambon niet anders dan zich houden aan de wet. Hij moest terugkomen op zijn eerdere intenties om Molenbeek ‘huis per huis’ te zullen controleren.
Iedereen verdacht?
Het plan heeft het over ‘een nauwgezette opvolging’ van personen die op de lijst van het OCAD (Coördinatieorgaan voor de Dreigingsanalyse) staan als foreign fighters. Dat verscherpte toezicht moet dan gebeuren door de inlichtingendiensten samen met de Local Task Force die vooral steunt op de krachten van de plaatselijke politie.
Zoals de PVDA heeft verdedigd in haar “Zes voorstellen van aanpak van radicaliserende jongeren” (link: http://pvda.be/artikels/zes-voorstellen-van-aanpak-van-radicaliserende-jongeren), moeten op de eerste plaats de echt gevaarlijke individuen aangepakt worden. Daarvoor is voor elke jongere die naar Syrië vertrekt of ervan terugkeert eerst een grondig onderzoek en gerechtelijk toezicht noodzakelijk.
Alle tot nu toe gekende gegevens uit het onderzoek naar de aanslagen in Parijs bevestigen dat de Molenbeekse daders deel uitmaakten van een heel specifiek netwerk van personen met duidelijke onderlinge banden. Antiterrorismedeskundigen en politiemensen zijn van mening dat er veel meer reliëf moet worden gebracht in de lijst van het OCAD en dat er veel doelgerichter gewerkt zou moeten worden. Volgens hen kun je met de huidige lijsten nog te veel alle kanten uit. Zo zei de burgemeester van Vilvoorde bijvoorbeeld dat zijn diensten zich concentreren op een tiental zeer gevaarlijke individuen.
In plaats van nog gerichter te focussen, breidt het plan van minister Jambon nochtans het aantal personen waar men toezicht op wil houden verder uit. Het gaat daarbij niet alleen om personen die op de lijst van het OCAD staan, maar ook om hun entourage, hun familie, vrienden, buren, … Bovendien breidt het plan het toezicht uit tot alle moskeeën en vzw’s.
En dan hebben we het nog niet over de versnippering van de krachten van politiediensten en parket. Zij zullen voortaan ook moeten controleren of huiseigenaars hun eigendom niet illegaal hebben verbouwd. Alle eigenaars die ooit een eengezinswoning kochten en het huis hebben opgesplitst in appartementen om hun hypothecaire lening te kunnen afbetalen, zonder dit te hebben aangegeven, worden nu dus ook geviseerd. Je kunt je afvragen of daar nu de prioriteit moet liggen in een plan tegen terrorisme.
In plaats van zich dus toe te spitsen op de paar tientallen potentieel gevaarlijke individuen en hun netwerken, neemt dit plan tienduizenden burgers in het vizier. Rechtstreeks of via toezicht op hun gebedshuizen, verenigingen of hun huis. Het risico is groot dat de écht cruciale informatie verzuipt in een zee van secundaire weetjes.
Deze aanpak riskeert ook nog eens de moslimgemeenschap verder te stigmatiseren, samen met alle inwoners uit de betrokken wijken. Dat zal wellicht leiden tot meer spanningen en meer vergissingen. Door de visie die dit plan uitademt, dreigt ook de steun weg te vallen van de bevolking, nochtans noodzakelijk om de ronselpraktijken van de jihadisten te counteren.
Welk democratisch toezicht?
Iemand ‘van nabij volgen’ garandeert op zichzelf nog helemaal niets. Ook in Frankrijk volgden de inlichtingendiensten een aantal geviseerde individuen met een fiche S (gevaar voor de staatsveiligheid). Niet met bijzonder veel succes, zoals we nu weten. De voormalige Franse antiterrorismerechter Marc Trévidic is daar duidelijk over: “Nooit, maar dan ook nooit slaagde een individu onder gerechtelijk toezicht erin over te gaan tot actie, nooit! Datzelfde kan niet gezegd worden van die jihadisten van IS. Bijna allemaal stonden ze onder toezicht. Het waren stuk voor stuk personen met een 'S' fiche. En toch heeft dit hen er niet van weerhouden om te handelen”. In het plan Jambon heeft men het over het aanwerven van meer medewerkers en meer magistraten. Twee derden van deze versterkingen zijn echter bestemd voor het federaal parket en het openbaar ministerie en vergroten dus de invloed van de uitvoerende macht binnen het justitieapparaat.
Slechts 8 magistraten komen de “zetel” versterken en dat zullen waarschijnlijk rechters zijn. Vertegenwoordigers van de onafhankelijke rechterlijke macht dus. Het is nog niet duidelijk hoeveel onderzoeksrechters er zullen zijn. Aangezien het echter hoofdzakelijk zal gaan over delinquentie, wapenhandel en drugs, is het goed mogelijk dat het vooral om politierechters zal gaan.
Het is veelbetekenend dat het plan Jambon zeer duidelijk is over de federale en de lokale politie, de inlichtingendiensten, de taskforces, enz. Maar je vindt geen enkele verwijzing naar de – nochtans cruciale – rol van de onderzoeksrechters niet vermeld en onderschat wordt. Vandaag werken in Brussel slechts drie onderzoeksrechters voor 300 dossiers. Daarvan zijn er 2 Franstaligen. In zulke omstandigheden kunnen we moeilijk spreken over een gerechtelijk toezicht op de gevoerde enquêtes.
Waarom is dat toezicht door onderzoeksrechters zo belangrijk? Allereerst is het belangrijk voor de efficiëntie van de enquêtes. Toen Brahim Abdeslam terugkeerde na zijn poging om in Syrië te geraken, werd hij ondervraagd door de politie en daarna ... niets. Met het voorstel van de PVDA zou er wel degelijk een onderzoek geopend zijn door een onderzoeksrechter. Dan had er ook, terwijl het onderzoek lopende was, meteen al een deradicaliseringsprogramma opgestart kunnen worden.
Als parket en politie nauwelijks of pas helemaal op het einde de onderzoeksrechter betrekken, moet die laatste nog beginnen het dossier te bestuderen vooraleer bijvoorbeeld een huiszoekingsbevel kan worden afgeleverd. Als de onderzoeksrechters van in het begin het onderzoek leiden, kunnen ze zo nodig onmiddellijk beslissen tot een huiszoeking. Zij kennen het dossier dan immers al. Alles kan dus veel vlugger en veel doeltreffender verlopen.
Onderzoeksrechters zijn verder belangrijk voor de transparantie en de controle op de wettelijkheid van de enquêtes. Momenteel zijn de inlichtingendiensten een zwarte doos. Een specifieke controle is zo goed als onmogelijk. Het mandaat van het Comité I (belast met de controle op de inlichtingendiensten en de veiligheidsdiensten) is zo beperkt dat je op die basis onmogelijk een concrete evaluatie kunt maken, noch van de efficiëntie noch van de wettelijkheid van de acties gevoerd door de inlichtingendiensten.
Bovendien vallen sommige delen van de enquête, de vooronderzoeken of sommige inlichtingen- of onderzoeksmethodes die parket en politie gebruiken, buiten het toezicht van een onderzoeksrechter. Dat kan voor ernstige problemen zorgen. Zo bleek in Frankrijk één van de ronselaars een politie-informant te zijn. Ook in België publiceerde het dagblad Le Soir op 20 januari van dit jaar de geschiedenis van een zekere Abdelkader El-Farssaoui die jonge jihadkandidaten naar de luchthaven gebracht had. Ook Abdelkader was een politie-informant. In de Verenigde Staten komt de ngo Human Rights Watch er na het bestuderen van verschillende goed gedocumenteerde gevallen, achter dat geïnfiltreerde FBI-agenten Amerikaanse moslims “hebben aangezet en soms zelfs betaald” om aanslagen te plegen.
De enquêtes die gevoerd worden onder leiding van een onderzoeksrechter hebben ten slotte nog een ander groot voordeel: alle informatie die ingezameld wordt in het kader van het onderzoek kan gebruikt worden voor de rechtbank. Dit is niet het geval voor de soms zeer geheime informatie van de inlichtingendiensten.
“Een ideologie bestrijd je niet met de strafwet”
“Een ideologie bestrijd je niet met het strafwetboek”, zei de voormalige Franse antiterrorismerechter Marc Trévidic. Het plan van minister Jambon heeft het over “wekelijkse huisbezoeken” aan personen die op de OCAD-lijst staan. Maar het is niet door bezoeken van de wijkagent of door scherper toezicht dat je gaat verhinderen dat de ideeën van de ronselaars hun werk doen. Je gaat ze ook niet deradicaliseren of van gedacht doen veranderen door hen van zeer nabij te laten opvolgen door de inlichtingendiensten.
In het plan Jambon is geen enkele maatregel voorzien om te voorkomen dat jongeren in handen vallen van jihadistische ronselaars. Niet bepaald heel geruststellend dus voor de gezinnen in Molenbeek. Veel ouders maken zich echt zorgen dat hun kinderen gerekruteerd worden door deze ronselaars. Deze ouders weten niet waar of bij wie ze terecht kunnen. Dat geldt eveneens voor leerkrachten en directies van scholen.
De oprichting van een interfederale preventiedienst tegen jihadistische rekrutering, zoals de PVDA voorstelt, is onontbeerlijk om de strijd aan te binden tegen de ideologie van de terroristen. Die multidisciplinaire dienst zou deradicaliseringstrajecten kunnen aanbieden en de sociale re-integratie kunnen bevorderen van wie onder invloed staat van deze ronselaars. Families, scholen en verenigingen zouden beroep kunnen doen op deze dienst. Ze zouden er terecht kunnen voor advies of voor een nauwgezette en geïndividualiseerde opvolging.
Er is verder duidelijk nood aan een professionele dienst die wetenschappelijke expertise verbindt aan terreinervaring. In die zin diende de PVDA een resolutie in bij het federaal parlement voor de oprichting van een universitair expertisecentrum, dat leiding kan geven aan plaatselijke teams die werken binnen bestaande diensten voor welzijn of centra voor geestelijke gezondheidszorg.
Een brede alliantie of algemeen wantrouwen?
In het antiterrorismeplan is voorzien dat alle moskeeën in kaart gebracht worden, maar ook een zeer groot aantal vzw’s en verenigingen. Plaatsen waar men haat predikt en waar men oproept tot geweld, moeten gesloten worden. De bestaande antiracismewetgeving verbiedt het oproepen tot haat trouwens al.
Met de aanpak die minister Jambon in zijn plan voorstelt, gaat hij ervan uit dat de meerderheid van de moskeeën geradicaliseerd is, wat niet het geval is. De overgrote meerderheid van de moskeeën is bereid actief te helpen in de strijd tegen de jihadistische rekrutering. Ze zijn bondgenoten en vormen geen dreigend gevaar.
Met dit plan gaat de regering juist alle moskeeën stigmatiseren en mogelijk zelfs de hele moslimgemeenschap. Het zou het de ronselaars alleen maar gemakkelijker maken met hun betoog dat uitgaat van een denken in termen van “wij-tegen-zij”. Minister Jambon vervalt met dit plan in dezelfde fout die hij maakte toen hij eerder insinueerde dat Salah Abdeslam wel eens van de welwillende bescherming van de gemeenschap kon profiteren.
Verschillende medewerkers van organisaties, jeugdhuizen en zelfs Johan Leman (voormalig directeur van het Centrum voor Gelijke Kansen en verantwoordelijke’ voor het regionaal Integratiecentrum, de vzw Foyer) hebben al te kennen gegeven dat ze ongerust zijn over dit wantrouwen tegenover de organisaties die op het terrein werken, zoals blijkt uit het plan Jambon.
Er is dus eerder een brede alliantie nodig van alle verenigingen, moskeeën en scholen tegen de haatdragende en gewelddadige ideologie die gepropageerd wordt door de salafistisch-jihadistische ronselaars. Zo kan voorkomen worden dat er een kloof groeit en ieder op zichzelf terugplooit. Dat komt enkel de haatpredikers ten goede.
Onze hoofdstad telt een zeer hoog percentage jongeren en vormt bovendien een trekpleister voor heel wat nieuwkomers. Mensen komen en gaan. Daarom is het ook zo verschrikkelijk belangrijk om te investeren in het sociaal weefsel van clubs en verenigingen. Sportclubs, jeugdhuizen, culturele verenigingen of wijkcomités, ze kunnen allen een heel belangrijke rol spelen om nieuwe sociale banden te creëren en het verbrokkelende sociale weefsel opnieuw steviger te maken. De PVDA stelt voor om met een deel van de miljonairstaks een sociaal urgentieplan te financieren. Dat plan zal er onder andere in bestaan zo’n 1000 werkkrachten in te zetten om dat sociale weefsel weer te versterken.
Er is dus eerder een brede alliantie nodig van verenigingen, moskeeën en scholen om de haatdragende en gewelddadige ideologie die gepropageerd wordt door salafistisch-jihadistische ronselaars te counteren. Zo kan voorkomen worden dat er een kloof groeit en ieder zich op zichzelf terugplooit. Want dat komt alleen de haatpredikers ten goede.
Strijd tegen de grote drugstrafikanten, geen criminalisering van kleine gebruikers
Niemand is tegen het bestrijden van wapenhandel en van grote drugstrafikanten. Veel Molenbeekse ouders zullen ongetwijfeld blij zijn. Maar ze zullen ze zich ook afvragen waarom er gewacht moest worden op het ‘Kanaalplan’ eer dit drugsprobleem ernstig wordt genomen. Waarom werd er niet gereageerd toen bijvoorbeeld de buurtbewoners van Ribaucourt in Molenbeek vroegen om iets te doen aan de heroïnehandel die al tientallen jaren open en bloot zijn gang kan gaan in en rond het metrostation?
Natuurlijk is de strijd tegen drugs belangrijk en moeten we trachten te voorkomen dat jongeren aan de drugs raken. Maar dat moet gebeuren met een ambitieus preventieplan tegen verslaving in de scholen. Dat moet gebeuren met een echt traject om de jongeren voldoende sterk te maken om aan de verleiding te weerstaan, om nee te zeggen, en hun vrienden te helpen hetzelfde te doen. Dat moet gebeuren door de strijd tegen de grote trafikanten en diegenen die munt slaan uit de drugshandel, de witteboordencriminelen die hun drugsgeld witwassen in de officiële banken.
Dat kan niet door duizenden kleine hasjgebruikers te criminaliseren. Het is ook de fameuze “war on drugs” die Ronald Reagan in de Verenigde Staten op gang bracht, niet gelukt drugs uit de wereld te helpen, maar wel om honderdduizenden jongeren in de criminaliteit te duwen, te vervolgen en gevangen te zetten. En dan vooral arme jongeren, dikwijls Afro-Amerikaanse jongeren uit de getto’s.
Geen enkele sociale dimensie
Het ontbreekt volkomen aan een sociaal luik in het Kanaalplan. Mensen met terreinervaring trekken al jaren aan de alarmbel. Waar er in Brussel een sociale noodtoestand bestaat, is de sociale situatie in sommige wijken in Molenbeek ronduit dramatisch. Drie ingrediënten zorgen voor een ideale voedingsbodem voor ronselaars: gebrek aan perspectief, het afbrokkelen van het sociale weefsel en een breuk in de identificatie van de jongeren met de maatschappij waarin ze leven. De sociaal-culturele sector mag nog zoveel inspanningen doen, hun activiteit heeft weinig impact op fundamentele elementen zoals de hoge jeugdwerkloosheid (tot 50%) en het hoge aantal jongeren dat vroegtijdig de school verlaat. Deze twee belangrijke hindernissen vereisen investeringen en een aantal gedurfde hervormingen.
Wat de werkgelegenheid betreft is hier zeker het voorstel van de PVDA op zijn plaats: de invoering van een 30-urenweek met behoud van loon in de administratie en de openbare diensten. Dit zou voor 30.000 nieuwe banen kunnen zorgen. Voor het onderwijs stelt de PVDA bijvoorbeeld voor om een onderwijshervorming door te voeren naar Fins model, met een gemeenschappelijke stam voor alle leerlingen, met kleinere klassen, een multidisciplinaire omkadering en een onderwijs dat ook echt gratis is - met inbegrip van de maaltijden en het vervoer. Deze regering maakt andere keuzes en investeert liever 9 miljard in oorlogswapens.
Minister Jambon wil ook de strijd aanbinden met het illegaal opsplitsen van woningen. Wederom, niemand kan tegen het regulariseren van dergelijke situaties zijn. Maar de regering zou dan ook beter 400 miljoen euro investeren in de bouw van bijkomende sociale woningen. Al deze opsplitsingen zorgen immers voor kleine appartementen met lage huurprijzen. Dat die zijn kunnen ontstaan, is op de eerste plaats het gevolg van de enorme schaarste op de woningmarkt in Brussel.
Zonder een plan voor de bouw van nieuwe sociale woningen zal de strijd tegen de opsplitsingen alleen maar leiden tot hogere huurprijzen en huurders met een laag inkomen uit hun woning jagen. De PVDA pleit daarom voor de oprichting van een openbare bouw- en renovatiemaatschappij die bestaande woningen kan omvormen tot sociale huisvesting. Wenen slaagt erin 5000 sociale woningen te bouwen per jaar, waarom kan Brussel dat niet?
De nefaste gevolgen van een lokale politie met een tekort aan manschappen
Tot slot laat de realiteitszin van het plan van de minister te wensen over. Zo zou de politiezone West in Brussel er een veertigtal agenten bij krijgen. Maar de zone gaat al jaren gebukt onder een tekort van meer dan 100 agenten. Daarbij komt dat het plan heel wat nieuwe taken oplegt aan deze zone die nog altijd flink onderbemand blijft.
Dit tekort aan personeel heeft geleid tot een wijziging in het beleid in de zone die zich verplicht ziet haar aantal actieve wijkagenten flink in te perken, als ze op termijn al niet helemaal verdwijnen. Men heeft noodgedwongen de voorkeur gegeven aan vliegende brigades. Maar met vliegende brigades kun je nooit een band opbouwen met de bevolking, laat staan de vertrouwensrelatie herstellen tussen de politie en een deel van de jongeren.
De hoofdcommissaris van de zone had om versterking gevraagd, onder meer om te kunnen investeren in nieuwe wijkagenten. Maar met alle bijkomende taken is hij er niet meer zo zeker van dat die versterkingen wel daarvoor zullen dienen. Als die 40 extra agenten bijvoorbeeld woningen moeten gaan controleren, op jacht naar illegale opsplitsingen, zullen ze weinig tijd overhebben voor iets anders.
De Brusselaars verwachten een echt plan, met vooruitzichten
Al wekenlang hebben de Brusselaars, en in het bijzonder de Molenbekenaars, er genoeg van dat hun gemeenten zwart gemaakt worden. Al wekenlang verwachten de mensen op het terrein echte oplossingen, zowel voor hun gemeentes als voor de jeugd. Een plan dat de rekrutering door de jihadisten en hun netwerken bestrijdt. Een plan dat een breed bondgenootschap mogelijk maakt, tegen de ideologie van haat en verdeeldheid. Een plan met een langetermijnvisie, dat onze jongeren een perspectief biedt door te investeren in werk, scholen, en verenigingen. Een ambitieus plan dat de werkloosheid en de uitsluitingen moet verlagen, het aantal voortijdige schoolverlaters en de sociale uitsluiting moet verminderen.
Het plan Jambon voldoet duidelijk niet aan de verwachtingen van de Brusselaars, maar die zullen het daar niet bij laten.
Reageren op dit artikel? Mail naar redactie@solidair.org.