75 jaar na de overwinning op het fascisme | Toen de grote bazen de kant van de nazi’s kozen
In de Dossinkazerne in Mechelen loopt op dit moment een tentoonstelling over Auschwitz, naar aanleiding van de 75ste verjaardag van de bevrijding van dat vernietigingskamp van de nazi’s. De tentoonstelling werpt ook een licht op de rol van het Duitse bedrijfsleven in de Holocaust. Wie de banden tussen het fascisme en het grootkapitaal niet kent, kan onmogelijk begrijpen hoe het fascisme aan de macht kwam, wiens belang het diende en hoe het in staat was tot de meest gruwelijke misdrijven uit de geschiedenis.
De Holocaust of Shoah is zonder twijfel de meest verwerpelijke en ingrijpende gebeurtenis uit de 20ste eeuw. Het Duitse naziregime vermoordde tijdens de Tweede Wereldoorlog meer dan 6 miljoen joden in de uitroeiingskampen, waarvan het kampencomplex nabij Auschwitz in Silezië het grootste en dodelijkste was. De Holocaust maakte op uiterst tragische wijze aan Europa en de rest van de wereld duidelijk waartoe racisme kan leiden – al duurde het tot de jaren 1960 vooraleer het debat erover goed en wel op gang kwam. Antisemitisme of Jodenhaat zat diep ingebakken in de Europese samenleving. De opvatting dat de joodse cultuur (en dus het joodse volk) niet thuishoorde in Europa was eeuwenoud. Door gebruik te maken van de bestaande vooroordelen tegen joden, kon Hitler de macht grijpen en een stap verder gaan in de racistische logica: “als de joden echt een ‘bedreiging’ zijn en ze niet willen vertrekken uit Europa, dan moeten wij hen uit ‘zelfverdediging’ deporteren en uiteindelijk zelfs uitroeien.’
Het fascisme kon een brede massabasis verwerven omdat het op demagogische wijze de vooroordelen aanwakkerde die al diep in de massa geworteld waren. Om zijn aanhang onder het gewone volk te vergroten, verbond Hitler zijn antisemitisme met de antikapitalistische opvattingen die op dat moment sterk leefden onder de arbeiders. Hij maakte gebruik van de haat tegen de banken, de trusts en de financiersmagnaten. Die demagogie was natuurlijk gevaarlijk omdat sommige van haar aanhangers de antikapitalistische dimensie heel serieus namen. Terwijl de nazi’s het kapitalisme hoegenaamd niet wilden bestrijden, integendeel. De demagogische truc van Hitler was dat hij de antikapitalistische stromingen richtte tegen de Joden, die hij tot het symbool van de kapitalistische uitbuiting maakte. De Duitse kapitalisten werden zo uit de wind gezet. Het onderscheid tussen Joods “woekeraarskapitaal” en Duits “productief” kapitaal maakte een einde aan alle antikapitalistische stromingen die de heersende klasse zouden kunnen irriteren.
Dwangarbeid als opstap naar de Holocaust
Het is zinvol om 75 jaar na de bevrijding van Auschwitz door soldaten van de Sovjet-Unie1 bij deze aspecten van de Holocaust stil te staan. Racisme en extreemrechts zijn namelijk opnieuw in opmars in Europa. De tentoonstelling over Auschwitz, die nog tot 25 juni in de Dossinkazerne in Mechelen loopt, belicht nog een ander aspect van de Holocaust dat essentieel is voor wie werkelijk lessen wil trekken uit de geschiedenis, namelijk dat Auschwitz in de eerste plaats een economisch doel had: “Auschwitz was onderdeel van een Duits kolonisatieproject en een ‘drang naar het Oosten’. Op zoek naar Lebensraum (Levensruimte) wilde de SS daar een immens gebied ontwikkelen, met Auschwitz als centrale metropool. Het chemisch bedrijf IG Farben bouwde er een gigantisch industrieel complex dat voor zijn helemaal steunde op dwangarbeid. Een concentratiekamp leverde gevangenen als ‘industriële grondstof’.”2
In totaal zouden 400 Duitse bedrijven zich in de ‘ontwikkelingszone’ Auschwitz willen vestigen, waaronder Siemens, Thyssen Krupp, Degesch, Union Werke en Daw. Centraal stond de bouw van de gigantische fabriek Buna-Werke voor het chemisch concern IG Farben, een fusie van BASF, Bayer, Hoechst en Agfa. Het derde kamp Auschwitz-Monowitz werd zelfs speciaal voor Buna-Werke opgericht, maar de fabriek raakte uiteindelijk nooit voltooid. IG Farben produceerde trouwens ook het Zyklon B-gas voor de gaskamers. IG Farben-afgevaardigde Max Faust (de hoofdingenieur van IG Farben en lid van de nazipartij) bezocht het kamp verschillende keren samen met Heinrich Himmler, de minister van Binnenlandse Zaken van het Derde Rijk van Reichsführer (leider) van de paramilitaire organisatie Schutzstaffel (SS) die het kamp uitbaatte. Himmler benadrukte dat dwangarbeid in dienst van het Duitse grootkapitaal een cruciaal onderdeel uitmaakte van het maatschappelijk project van de nazi’s: “Als we onze kampen niet met slaven vullen (...) dan zullen we niet voldoende geld hebben om nederzettingen te stichten die het Germaanse volk de kans geven een waardig leven te leiden.”
Aanvankelijk werden de joodse gevangenen dus niet zomaar honderden kilometers per trein vervoerd enkel om bij aankomst afgemaakt te worden. Op het perron in Auschwitz-Birkenau, het grootste van de drie kampen bij Auschwitz, selecteerden SS-officieren wie er fit genoeg uitzag om te werken en wie niet. De eerste groep kreeg een gevangenennummer op de arm getatoeëerd en werd in een slaapbarak opgesloten om vanaf de volgende dag dwangarbeid te verrichten. Het ‘arbeidsreglement’ bepaalde dat het werk “in de ware zin van het woord uitputtend” moest zijn3. De gemiddelde levensverwachting voor een dwangarbeider bij IG Farben was drie tot vier maanden. De tweede groep, onder wie alle kinderen en bejaarden, werd rechtstreeks naar de gaskamers geleid … In het kamp zaten naast joden ook politieke gevangenen, Sovjet krijgsgevangenen en Romazigeuners. Vanaf 1943, toen duidelijk werd dat Duitsland de oorlog zou verliezen, werden de meeste joden bij aankomst direct vergast (de Nazi’s hadden deze Endlösung of ‘eindoplossing’ in 1942 vastgelegd). Zo evolueerde Auschwitz van een werkkamp naar een vernietigingskamp. Van de in totaal 1,3 miljoen mensen die er werden opgesloten, stierven er 1,1 miljoen.
Het nazisme en het Duitse grootkapitaal
Dwangarbeid is de sleutel om Auschwitz en de Holocaust te begrijpen, maar ook om het fascisme zelf te doorgronden. Fascisme is niet alleen een autoritair regime dat zich afzet tegen de democratie, het doet dat specifiek om de belangen van een welbepaalde groep in de samenleving te dienen: de grootste industriële bedrijven en concerns, de grote banken, de groothandelaars, kortom het grootkapitaal. Fascisme is de totale onderwerping van het werkvolk aan hun ‘meesters’, met behulp van een staat die geweld en terreur inzet tegen zijn eigen burgers. Maar ook met behulp van een ideologie die een deel van de massa moet verleiden voor haar eigen verknechting, zoals de rassenleer en het antisemitisme van Adolf Hitler.
De manier waarop Hitler aan de macht kwam, legt zowel zijn banden met het grootkapitaal bloot als zijn tactiek om het volk te misleiden. Tussen 1919 en 1933 gaf de jonge conservatief en antidemocraat Adolf Hitler vele tientallen toespraken voor een publiek van bankiers, industriëlen en landheren. Vaak achter gesloten deuren, want wat hij aan deze ‘verfijnde heren’ te vertellen had verschilde van zijn toespraken en geschriften die voor de massa bestemd waren. Wanneer hij voor zakenclubs sprak, hield Hitler geen betoog tegen de joden of over de zogenaamde superioriteit van het ‘Germaanse ras’. Hij sprak er wel over de thema’s die er voor de machtige Duitse captains of industry toe deden. Hoe kan Duitsland opnieuw een economische wereldmacht worden na de nederlaag in de Eerste Wereldoorlog en het vernederende Vredesverdrag van Versailles (het verdrag tussen de landen van de Entente en Duitsland, waarmee WOI werd beëindigd)? Hoe geraken we van de gehate Republiek af, die er alleen maar was gekomen als toegeving aan de revolutionaire volksopstand na het verlies in de oorlog? En bovenal: hoe bekampen we de groeiende invloed van het marxisme onder de arbeiders, dat er mee voor heeft gezorgd dat er in november 1918 een revolutie uitbrak in Duitsland en dat de arbeidersbeweging sindsdien actief bleef houden in het verzet tegen de crisis en de uitbuiting?
Zo gaf Hitler op 28 februari 1926 een toespraak voor een zakenclub in Hamburg. Alle toespraken die hij, voor zover bekend, tot 1933 voor een industrieel publiek heeft gehouden, volgen de opbouw en de argumentatie van deze redevoering, die zelf dan weer terug te voeren is op Hitlers memorandum uit 1922.4 Met honderden waren ze naar Adolf Hitler komen luisteren, de crème de la crème van de Hamburger zakenwereld: bankiers, reders, werfbezitters en groothandelaars. Nog voor hij een woord had gezegd, werd Hitler bejubeld en toegejuicht, hoewel hij bepaald niet mals was voor de politieke nederlagen van de Duitse burgerij. “Politiek gezien moeten we ons de principiële vraag stellen: waaraan is Duitsland ten onder gegaan? Aan het feit dat men het marxistische gevaar niet onder ogen heeft willen zien...” stak Hitler van wal. “De kwestie van de Duitse wederopstanding is onlosmakelijk verbonden met de vernietiging van de marxistische levensbeschouwing in Duitsland. Zolang die niet wordt uitgeroeid, zal Duitsland niet kunnen opklimmen.” Om dat te doen waren volgens Hitler alle middelen geoorloofd – zeker ook bruut geweld. “Als ik in staat ben de brede volksmassa terug te leiden tot de schoot van de Duitse natie, wie zal mij dan later nog verwijten maken over de gebruikte middelen?”
Hitler was zich er echter van bewust dat hij geen gewelddadige dictatuur zou kunnen vestigen zonder een minimum aan steun van de massa’s. Dat was wat hij de Duitse grote burgerij te bieden had: een partij die net zoals Mussolini in Italië niet alleen de democratische republiek zou opheffen en het marxisme zou uitroeien, maar die zich daarvoor ook zou beroepen op de steun van een deel van het volk. Dat terwijl de andere conservatieve partijen hun populariteit bij het gewone volk hadden zien wegslinken. “Het eerste middel is het volgende: een beweging die het Italiaanse succes wil evenaren, moet zich richten op de brede massa, de massa die het marxisme zelf ook in de strijd inzet... In de massa ligt de bron van alle kracht.” En om de masse te veroveren, gaf Hitler aan, was een ideologie nodig die even aantrekkelijk was als het marxisme. Een nationalistische Lebensanchauung (levensvisie) die het gewone volk aan de elite bindt, met een verregaande rassentheorie die buitenlandse agressie rechtvaardigt. En via de complottheorie van het ‘judeo-bolsjewisme’ koppelde Hitler het reeds wijdverspreide antisemitisme aan agressieve propaganda tegen het communisme. “Stabiel is alleen de haat” zei Hitler aan de zakenlui in Hamburg. “Omdat het daarbij om een menselijke gevoelsuiting gaat, is haat veel standvastiger dan bijvoorbeeld een negatief oordeel op grond van een of ander wetenschappelijk onderzoek. Zo’n oordeel is aan verandering onderhevig, maar persoonlijke haat blijft.”
Bankiers helpen Hitler de verkiezingen te winnen
Dat Hitlers partij de NSDAP (Nationalsozialistische Deutsche Arbeiterpartei) vanaf 1930 verschillende verkiezingsoverwinningen boekte, met in november 1932 een piek van 37% van de stemmen, is dan ook voor een groot deel door de steun die hij kreeg van de rijke zakenmensen voor wie hij ging spreken. Bij de fans van het eerste uur hoorde onder meer de Duitse ‘staalkoning’ Fritz Thyssen, die in volle inflatiecrisis in 1923 een reusachtig bedrag van 100.000 mark aan de nazi’s doneerde. De interesse van het Duitse grootkapitaal voor de NSDAP nam sterk toe na de crisis van 1929, die de hoop op een economisch herstel wegvaagde en de populariteit van de communisten de hoogte in stuwde. Onder meer topmannen van de monopoliebank Deutsche Bank, de grootste Duitse rederij Hapag en van chemiereus IG Farben sloten zich hierna bij de NSDAP aan en hielden een reeks vergaderingen met de top van de partij, onder wie Hitler en Himmler. Voor de cruciale verkiezingen van 1932 beschikte Hitler dankzij deze connecties over een enorm campagnebudget waarmee hij een ongeziene propagandamachine kon uitrollen. De nazi’s plakten miljoenen affiches, verspreidden een eigen krant met 12 miljoen oplages en produceerden de allereerste campagnefilms. Hitler kreeg zelfs een privévliegtuig ter beschikking om in heel het land verkiezingsmeetings te houden!
Na maandenlange regeringsonderhandelingen werd Hitler op 30 januari 1933 door de conservatieve Duitse president Hindenburg aangesteld als kanselier van een uiterst rechtse coalitieregering. Meteen werkte Hitler toe naar nieuwe verkiezingen, maar niet zonder eerst het parlementsgebouw in brand te steken en de schuld daarvan op de communisten te steken. De NSDAP en haar paramilitaire organisaties SA en SS ontketenden een grote intimidatiecampagne tegen communisten, socialisten, vakbondslieden en andere linkse mensen. Terreur, repressie en nazipropaganda overspoelden het land. De Communistische Partij, Sociaaldemocratische Partij en Centrumpartij konden geen campagne voeren. Bovendien overzagen naziorganisaties het stemproces. Toch lukte het Hitler niet om op 5 maart 1933 een absolute meerderheid te veroveren zoals hij had gewild. Om toch een parlementaire meerderheid te hebben, werden de 81 communistische verkozenen gearresteerd. Ook verschillende sociaaldemocraten werden verhinderd om hun mandaat op te nemen. Met de steun van de conservatieve nationalisten en de katholieken liet Hitler daarna een wet goedkeuren die hem dictatoriale macht gaf.
In de maanden nadien werden niet enkel alle andere politieke partijen verboden, maar ook de vakbonden. Op 1 mei 1933 defileerden de nazi’s met de vakbonden in verschillende steden. Op 2 mei vielen ze de gebouwen binnen van de vakbonden en andere organisaties zoals mutualiteiten en coöperatieven. Honderden syndicalisten werden gearresteerd. De vakbonden werden ontbonden en vervangen door het Deutsche Arbeitsfront (DAF), een corporatistische organisatie die het werkvolk moest binden aan de nazi-ideologie en aan hun bazen. In zijn verkiezingspropaganda deed Hitler zich voor als een ‘redder van het gewone volk’. Hij imiteerde de stijl van de marxisten en fulmineerde tegen de ‘elites’, maar dan wel enkel tegen de ‘joodse bankiers’ of het ‘cultuurbolsjewisme’ in de kunstwereld. Zodra de nazi’s eenmaal aan de macht waren, ondervond het Duitse volk aan den lijve dat Hitler hen bedrogen had. De oorlogseconomie en de verplichte legerdienst hadden de werkloosheid weliswaar weggewerkt, maar de Duitse arbeiders en bedienden verloren al hun sociale en democratische rechten. Er kwam een loonstop en een verbod op stakingen. De invoering van het arbeidsboekje, naar het voorbeeld van fascistisch Italië, zorgde ervoor dat men niet vrij van werk kon veranderen. Maar aangezien alle communisten, sociaaldemocraten, syndicalisten en politieke activisten intussen in kampen waren opgesloten of zelfs vermoord, was er niemand om het verzet tegen deze dictatuur van het grootkapitaal aan te voeren.
Werkende klasse verzet zich tegen de dictatuur
Buiten Duitsland lag dat anders. Tussen 1939 en 1941 veroverde nazi-Duitsland bijna heel het Europese vasteland, van de Atlantische kust in Frankrijk tot de Zwarte Zee. De Duitse oorlogseconomie was tegelijk bedoeld om de Duitse kolen- en staalsector te steunen, om gedeeltelijk Duitstalige gebieden in Centraal en Oost-Europa bij Duitsland te voegen en om zich voor te bereiden om de Sovjet-Unie van de kaart te vegen, zoals Hitler reeds in 1925 had beloofd in zijn beruchte Mein Kampf. Dezelfde dictatoriale maatregelen werden in alle veroverde landen ingevoerd. De officiële nazi-ideologie werd ingevoerd, inclusief rassenleer en antisemitisme. Kleinburgers en intellectuelen werden verleid met postjes in één van de vele naziorganisaties die de controle over het openbare leven overnamen. De arbeiders moesten verplicht werken voor de bezetter. Via het Arbeidseinsatz-programma (in Nederland en Vlaanderen Arbeidsinzet genaamd) werden tussen 1938 en 1945 zo’n 7,7 miljoen niet-Duitse dwangarbeiders rechtstreeks ingezet voor de Duitse oorlogseconomie. De wapenfabrieken in het Ruhrgebied draaiden voor meer dan de helft op buitenlandse werkkrachten. De rest moest werken voor grote Duitse bedrijven die zich kwamen vestigen in de veroverde gebieden of voor lokale bedrijven die collaboreerden met de nazi’s. Opnieuw was dwangarbeid dus het motief. Maar veel meer dan in Duitsland zelf, botsten al deze maatregelen op verzet van de bevolking.
In onze contreien vonden bijvoorbeeld enkele spectaculaire stakingen plaats tegen het naziregime. Door de loonbevriezing en de prijsstijgingen was het leven voor arbeiders onbetaalbaar geworden. De winters waren het ergst, dan heerste er honger en konden veel mensen hun woning niet meer naar behoren verwarmen. In de winter van 1940-41 braken her en der spontane stakingen uit, hoewel men daarvoor voor een militair tribunaal kon verschijnen en zelfs de doodstraf kon krijgen. Via hun clandestiene blad Le Drapeau Rouge verspreidde de Kommunistische Partij van België (KPB) het nieuws dat er op sommige plaatsen met succes gestaakt werd. Het communistisch verzet riep op om op 1 mei 1941 het werk massaal neer te leggen. In de streek rond Gent en de Borinage werd aan die oproep gehoor gegeven. Vanaf 9 mei werd er ook in het Luikse industriebekken op verschillende plaatsen gestaakt. De staking breidde uit tot in Noord-Frankrijk en zou tien dagen duren. De ‘staking van de 100.000’5 zoals ze genoemd werd, leverde ondanks de moeilijke omstandigheden een grote overwinning op: een loonsverhoging van 8%, een verhoging van de rantsoenen en een vakantiepremie. Adolf Hitler zou zelfs persoonlijk hebben bevolen om voedselpakketten uit te delen om de stakers te sussen, aangezien de staking 2.000 ton staal per dag aan de Duitse oorlogseconomie kostte.
En er werd niet alleen gestaakt voor een verbetering van de eigen omstandigheden. In februari 1941 vond in Nederland een uitzonderlijke staking plaats tegen de vervolging van de joden. Die staking wordt overigens nog elk jaar herdacht in Amsterdam. In de maanden voor de ‘Februaristaking’ werd er in Nederland al her en der geprotesteerd om dezelfde redenen als in België. Amsterdamse arbeiders voerden actie tegen de verlenging van de werktijd. Metaalarbeiders op de scheepswerven weigerden om in Duitsland te gaan werken. Studenten in Delft en Leiden protesteerden tegen het ontslag van joodse hoogleraren. Op 22 en 23 februari organiseerden pro-Duitse, fascistische Nederlanders gewelddadige razzia’s tegen joodse winkels en buurten in Amsterdam. 427 joden werden meegenomen. “De mannen werden zo mishandeld dat heel Amsterdam woedend was. De leiding van de CPN (Communistische Partij van Nederland) heeft toen tot staken opgeroepen”, herinnert een ooggetuige zich.6 Op 24 februari deelden militanten van de CPN overal pamfletten uit en spraken zij de mensen toe op pleinen. De volgende ochtend werd de staking massaal opgevolgd. De tram, openbare diensten, scheepsbouw, metaalbedrijven, grote winkelketens … overal werd gestaakt. Van overal kwamen mannen en vrouwen de straat op, verenigd tegen het antisemitisme en de Jodenvervolging. Intuïtief begrepen zij het verband tussen de terreur tegen de joden, die als sociale zondebok dienstdeden, en de verschillende vormen van dwangarbeid voor het Duitse grootkapitaal. En zij hebben zich met gevaar voor hun eigen leven tegen het fascisme verzet.
1. www.solidair.org/artikels/de-bevrijding-van-auschwitz-die-dag-gingen-de-poorten-van-de-hel-open
2. https://www.kazernedossin.eu/NL/Agenda/Tijdelijke-tentoonstellingen/Overzicht/Auschwitz-camp
3. Regel vier van het arbeidsreglement van het kamp luidde: “De kampcommandant is als enige verantwoordelijk voor de werkkrachten. Het gebruik ervan moet in de ware zin van het woord uitputtend zijn (muss im wahren Sinn des Wortes erschöpfend sein), zodat het werk het hoogst mogelijke rendement kan bereiken.”
4. Tyrell 1969, p. 47 (geciteerd in Gossweiler, Kurt: Kapital, Reichswehr und NSDAP 1919-1924. Berlijn 1982, p. 560)
5. https://www.solidair.org/artikels/75-jaar-bevrijding-de-cruciale-rol-van-het-verzet
6. https://www.solidair.org/artikels/de-februaristaking-van-1941-twee-dagen-van-heroisch-verzet
Dit artikel komt uit het magazine Solidair van maart-april 2020. Abonnement. Lees in ons volgend nummer het vervolg van ons dossier 75 jaar na de overwinning op het fascisme
Reageren op dit artikel? Mail naar redactie@solidair.org.