Historische staking arbeidsters FN Herstal in 1966: “Wij, vrouwen, hebben geweigerd”
In 2015 verdienden vrouwen in België gemiddeld 22% minder dan mannen. In 1966 startten de zowat 3.000 arbeidsters van FN Herstal een van de grootste stakingen uit de geschiedenis van ons land. Hun motto: “Gelijk loon voor gelijk werk”.
Op 16 februari 1966 begonnen de arbeidsters van wapenfabriek FN Herstal een staking die twaalf weken zou duren. De staking werd een mijlpaal in de geschiedenis van de Belgische arbeidersbeweging, maar ook van de feministische beweging.
Gelijkheid nog lang niet verworven
Gelijkheid van loon was in theorie al verworven. In het Verdrag van Rome, dat in 1957 werd aangenomen door Duitsland, Frankrijk, Italië, België, Luxemburg en Nederland (de stichtende landen van wat later de Europese Unie zou worden), werd aan de ondertekenende landen gevraagd binnen de vijf jaar loongelijkheid in te voeren. Het principe werd wel aanvaard door overheden en werkgevers, maar in de praktijk bleef de ongelijkheid.
In België, waar de loononderhandelingen gebeuren per sector, werd in 1962 een overeenkomst getekend voor de metaalverwerkende industrie. In 1965 was de loonkloof teruggebracht tot 85%. Maar dit cijfer stond los van het feit dat jobs of functies die vooral door vrouwen worden ingenomen, minder hoog werden ingeschat.
Op 8 november 1965 werden nieuwe onderhandelingen aangevat. Tijdens de besprekingen ging het er hard aan toe: de werkgevers probeerden zoveel mogelijk op de rem te staan. Op 18 februari 1966 werd een ontwerpakkoord gesloten. Het ontwerp dichtte de kloof niet, maar het legde wel vast dat de lonen van vrouwen zouden opgetrokken worden tot tussen de 90 en 96,6% van de lonen van mannen, en dat in de drie laagste loonschalen, waar alle vrouwen in zaten.
Maar ook al kreeg het ontwerpakkoord groen licht van de sociale partners, de woede van de arbeidsters was niet meer te stoppen. Op het moment dat het ontwerp werd ondertekend, waren de werkneemsters van FN Herstal al twee dagen aan het staken.
Vijf frank voor de “machinevrouwen”
De directie van FN – een bedrijf met eigen loonbarema’s – wilde afwachten wat de uitkomst van het nationale akkoord was, vooraleer ze de onderhandelingen binnen het bedrijf opstartte. De arbeiders, vooral vrouwen, volgden de ontwikkelingen op de voet. In januari 1966 hielden de vakbonden geregeld vergaderingen om de werknemers te informeren over de vooruitgang van de nationale onderhandelingen. Bij FN – zoals gezegd – geen onderhandelingen.
Op een bepaald moment waren de arbeidsters de onrechtvaardigheden beu. Meer dan beu. Ze wilden niet langer wachten. Op 9 februari legden ze spontaan het werk neer. De vakbondsafgevaardigden vroegen hen weer aan het werk te gaan met de belofte dat ze druk zouden uitoefenen op de directie om toch interne onderhandelingen te starten. Een week later, op 16 februari, had de directie nog steeds elke onderhandeling geweigerd en gingen 3.000 arbeidsters in staking. Ze verlieten de fabriek en trokken door de straten van Herstal. De tekst van “Le travail c’est la santé”, het liedje van Henri Salvador, herwerkten ze tot “Werken is gezond, maar je moet er wel voor betaald worden.”
De vrouwen werden “machinevrouwen” genoemd en het werk dat ze deden, was loodzwaar: “Ze stonden zonder bescherming tussen de katrollen, de aandrijfriemen, het helse lawaai, de vuiligheid ... Er waren geen douches, alleen een emmer koud water kregen ze. En de machines waren oud ... Van de circa 4.000 machines dateerden er 2.800 van voor de oorlog”, herinnert Annie Massay zich. Zij was destijds secretaris van de vakbond BBTK en steunde de staking actief.
De laagst geschoolde mannelijke arbeiders begonnen in loonschaal 4, terwijl de vrouwen alleen maar in de schalen 1 tot 3 konden terechtkomen. Bovendien was het voor vrouwen onmogelijk om promotie te maken, want ze mochten niet deelnemen aan interne opleidingen. Op dat moment verdienden “mannelijke plaatsnijders 69,50 frank en vrouwelijke 65 frank. De vrouwelijke controleurs verdienden gemiddeld 32 frank en de mannelijke 43. De inpaksters verdienden 32,49 frank en de inpakkers 43,87 frank. De arbeiders verdienden 39,75 frank, de machinevrouwen 36,49 frank. En de gespecialiseerde mannen aan de machines 50,77 frank.”1
Na een eerste gezamenlijke algemene vergadering op 17 februari in het volkshuis van Herstal kwamen de vrouwen overeen dat ze een loonsverhoging van vijf frank per uur zouden eisen.
Maar het ontwerpakkoord dat de sociale partners in de metaalsector op 18 februari ondertekenden, voorzag slechts een loonsverhoging van 1 frank voor vrouwen. Lang niet genoeg om de stakende vrouwen weer aan het werk te krijgen.
Vrouwen in de voorhoede
Het was al een overwinning op zich dat de vrouwen de vakbondsafgevaardigden wisten te overtuigen de staking te steunen. Want ook in progressieve kringen was er nog een pak werk om tot gelijkheid te komen. 30% van de werknemers bij FN Herstal waren vrouwen, maar het ABVV had slechts 6,5% vrouwen onder de delegees. Het ACV deed het met 9% niet veel beter. De vakbondsleiders waren het in principe wel eens met loongelijkheid, maar ze “vreesden dat de eisen van de vrouwen in dit geval de eenheid van de werknemers zouden verstoren”.2
Door het doorzettingsvermogen van de vrouwen gingen de vakbondssecretarissen de staking steunen. Op een tweede algemene vergadering op 21 februari bevestigden de bonden dat de staking werd erkend en dat de stakers stakingsgeld zouden krijgen. Vanaf dan verdedigden de vakbondsvertegenwoordigers de stakers ook tegen aanvallen van het establishment. En die waren hard …
Vooreerst was er de stilte. Pas na meer dan een maand werd er een eerste tv-reportage gemaakt over de staking. In de kranten en op de radio werd ook niet altijd positief bericht over de staking. Alleen de Rode Vaan, de krant van de Kommunistische Partij, en andere progressieve kranten brachten werkelijk verslag uit van de gebeurtenissen en steunden de stakers.
Maar er was ook seksisme. Het inkomen van de vrouw werd nog vaak gezien als een extraatje voor het gezin, terwijl de man de kostwinner was. De werkgevers speelden daarop in om de loonkost zo laag mogelijk te houden. Ze klaagden ook over het feit dat vrouwen veel vaker afwezig bleven van het werk. ACV-delegee Jenny Magnée zei daarover in een krantenartikel: “Waarom dat werkverzuim? Dat is het gevolg van de slechte werkomstandigheden. Het werk van de machinevrouwen is zeer zwaar. (...) Negen uur lang bedienen ze vier, vijf of zelfs zes machines. (...) De hele dag door herhalen ze dezelfde handelingen. Ze staan met hun voeten in de olie. (...) Ze zijn net robots. De baas klaagt erover dat vrouwen vaker afwezig zijn, maar wat doet hij eraan? De productie nog verhogen! Ik zou hem een raad willen geven: zorg voor crèches en opvang voor de kinderen van vrouwen die bij FN werken, want als ze afwezig zijn, is dat niet altijd voor zichzelf.”3
Verder waren er ook de klassieke argumenten om te proberen de stakers te isoleren van de andere werknemers en van de bevolking. De arbeiders van FN waren niet slecht betaald en werden daarom gezien als “bevoorrecht”. De nieuwe regering van christendemocraten en liberalen, die sinds half maart 1966 aan de macht was, wilde net als de werkgevers dat de staking zo snel mogelijk ophield, omdat ze schadelijk was voor de hele Luikse regio en voor het bedrijf zelf. Nochtans was FN in volle groei en hadden de aandeelhouders bijlange niet te klagen.
Internationale solidariteit
Op 28 februari werd een officieel stakingscomité opgericht. De week voordien was er ook al een actiecomité opgericht, maar het stakingscomité was meer gelinkt aan de vakbonden. Het comité bestond uit 29 stakers en benoemde Charlotte Hauglustaine (ABVV) als voorzitster en Rita Jeusette (ACV) als secretaris. Dit comité zou een belangrijke rol spelen in de organisatie van solidariteit met de stakers.
Begin maart, na twee weken staking, werd de situatie steeds moeilijker. Op het einde van de staking waren zo’n 5.000 mannen technisch werkloos. Zo belangrijk waren de functies van de vrouwen.
Voor velen betekende de staking een groot financieel verlies. Van vele koppels werkten beide partners op FN. Sommige kwamen financieel in de problemen tijdens de staking, omdat de directie weigerde werknemers in tijdelijke werkloosheid een bijkomende uitkering te geven. Op die manier probeerde ze de mannen op te zetten tegen de stakende arbeidsters. Tevergeefs. Er ging zelfs een petitie rond onder de arbeiders om hun solidariteit met de vrouwen uit te drukken.
Er was dus concrete solidariteit. De progressieve kranten namen deel aan de steuncampagnes en het stakingscomité werd belast met de verdeling van de giften. Er kwamen zelfs giften uit het buitenland: met name vakbonden en vrouwenbewegingen uit Frankrijk en Nederland steunden de vrouwen van FN. De Franse vakbond CGT schonk 34.000 Belgische frank.
Olievlek
De weken daarop werden de onderhandelingen voortgezet, zonder dat vooruitgang werd geboekt. De voorstellen van de directie en van de sociaal bemiddelaar bleven ver onder de eisen.
In maart deinde de staking uit. Op 11 maart behaalden de werknemers van Jaspar-Westinghouse in Awans-Bierset een overwinning met een loonsverhoging. Op 14 maart gingen de werknemers van ACEC Herstal in staking. Die staking breidde zich later uit tot de werkplaatsen in Charleroi. Op 22 maart volgden ook de werknemers van Schréder in Ans de stakingsbeweging.
De directie zag hoe de staking aan aanhang won en schreef alle stakers een brief. De brief werd gepubliceerd in de krant Le Soir en kreeg als titel “Zal FN Herstal de deuren moeten sluiten? Een dringende oproep van de werkgevers aan de stakers”. De bedoeling was duidelijk: de mensen bang maken en de arbeidsters weer aan het werk krijgen. Tevergeefs. De staking werd voortgezet.
Op 7 april vond in Herstal een eerste betoging plaats. Werknemers van FN, ACEC en Schréder stapten samen op. De vakbonden lanceerden daarop een oproep om op 25 april in Luik te betogen. Ze vroegen alle organisaties die de stakers steunden, deel te nemen. Na die betogingen werd een comité opgericht: “Gelijk loon voor gelijk werk”. Dit comité werd een van de steunpilaren voor de stakers.
De aankondiging van de betogingen miste haar effect niet. Door de druk kwamen er toch onderhandelingen op gang. Ook het feit dat de stakers van ACEC een overwinning hadden behaald met een loonsverhoging van twee frank en de belofte van een herziening van de classificaties, voerde de druk op.
De betoging van 25 april was een succes: meer dan 5.000 mensen stapten op in Luik onder het motto “gelijk loon voor gelijk werk”. Delegaties van verschillende feministische organisaties, vakbondsleden uit het hele land, en zelfs uit het buitenland waren aanwezig. Bij ACEC en in verscheidene banken en warenhuizen legden werkneemsters uit solidariteit even het werk neer tijdens de betoging. In heel Europa spraken de media over de vrouwen van Herstal en 1 mei dat jaar werd gevierd in het teken van gelijke verloning.
“Vrouwen zijn zich meer bewust van hun rechten”
Uiteindelijk kwamen directie en vakbonden op 4 mei tot een akkoord. Op 5 mei werd het goedgekeurd met 1.320 stemmen voor, 205 tegen en 20 ongeldig. De arbeidsters kregen gegarandeerd 2 frank per uur meer als ze het werk hervatten, plus nog eens 0,75 frank op 1 januari 1967. Er zou ook een commissie voor loonnivellering worden ingesteld. De staaksters van FN kregen niet de geëiste 5 frank, loongelijkheid werd niet bereikt en de directie slaagde erin in het akkoord ook bepalingen te laten opnemen tegen werkverzuim.
Maar het was wel degelijk een overwinning. Ten eerste was de behaalde loonsverhoging meer dan dubbel zo groot als binnen de nationale overeenkomst toegestaan was. De staking leidde er ook toe dat er in het Europees Parlement een sociale commissie werd gehouden om toe te zien op de naleving van de loongelijkheid, zoals vastgelegd in het Verdrag van Rome. En in België kwam er in 1967 een koninklijk besluit dat de gelijkheid tussen mannen en vrouwen vastlegde.
“Na de staking waren er wat aanpassingen op het vlak van hygiëne, maar wat vooral van belang was, was dat vrouwen zich meer bewust werden van hun rechten”, zegt Rita Jeusette.4 De arbeidsters van FN begonnen in 1974 een nieuwe grote staking voor een echte verbetering van de hygiëne op het werk, en voor toegang tot zestig functies waar vrouwen voordien niet voor in aanmerking kwamen.
Maar de inzet was breder. De staaksters inspireerden andere vrouwen in België en Europa en brachten een belangrijke ontwikkeling in de arbeidersbeweging teweeg. Het ABVV en het ACV publiceerden respectievelijk in 1967 en 1968 documenten en standpunten over de rechten van vrouwen op het werk. “Op dat moment was ik de enige vrouwelijke secretaris van het ABVV in heel België”, zegt Annie Massay. “Sindsdien zijn de dingen veranderd. In de nasleep van de staking van FN kregen vrouwen een wijziging van de statuten om zo te garanderen dat tal van vrouwen vertegenwoordigd waren in de beslissingsorganen.”
De staaksters streden ook tegen de bestaande opvattingen over vrouwen die werken. Ze streden voor een volledig loon, wat hen in staat stelde om te leven en onafhankelijk te zijn. De staaksters verkregen ook dat in Herstal een gemeentelijke kinderopvang werd opgericht. Looneisen en sociaaleconomische eisen werden tijdens de strijd gecombineerd met bredere eisen rond onder meer de plaats van de vrouw in de samenleving in het algemeen.
De staking van de vrouwen van FN maakte de weg vrij voor de tweede feministische golf. “Wat de vrouwen vooral hebben verkregen is dat problemen van het privéleven opgenomen werden in de vakbondseisen: kinderdagverblijven, integratie van eenoudergezinnen, anticonceptie, abortus, niet-discriminerende benadering in het onderwijs voor meisjes”, zegt Annie Massay.
Toen de arbeidsters op 10 mei 1966 weer aan het werk gingen, deden ze dat met opgeheven hoofd. Ze zongen een laatste keer hun stakingslied. Ze hadden geschiedenis geschreven en een essentiële bijdrage geleverd op de lange en nog steeds onvoltooide weg naar gelijkheid.
1. Marie-Thérèse Coenen: “La grève des femmes de la FN en 1966”, 1991 Pol-His (CRISP) • 2. Michel Coppé, “Les travailleurs aussi fabriquent l’histoire de la FN”, 1989, Fondation André Renard en Fédération syndicale des métallurgistes de la province de Liège • 3. Geciteerd in Marie-Thérèse Coenen, ibid. • 4. Geciteerd in Marie-Thérèse Coenen, ibid.
Het comité “gelijk loon voor gelijk werk”
Opgericht op 21 april 1966 in Brussel is het comité “gelijk loon voor gelijk werk ‘ de vrucht van de mobilisatie van de arbeidsters van FN. De eerste doelstelling is hen te ondersteunen en om van de manifestatie op 25 april een succes te maken. Maar het comité, waarin we personaliteiten van de vrouwenbeweging, socialisten en communisten, aantreffen is blijven bestaan.
De taak wordt algemener en er wordt een verband gelegd tussen de directe eisen van de werknemers en het bredere vraagstuk van de rol van de vrouwen. Het comité zal met name actief zijn in de late jaren 1960 en begin 1970 in de strijd voor anticonceptie en abortus.
Het lied van de staaksters
Le travail c’est la santé
Rien faire c’est la conserver
Les prisonniers du boulot
Font pas de vieux os
Werken is gezond
Niets doen is nog beter
Gevangenen van het werk
Worden meestal niet oud
Les délégués ont demandé
La direction a refusé
Mais nous les femmes, il faut marcher
Pour faire trotter nos délégués
De delegees eisten
De directie weigerde
Maar wij vrouwen moeten blijven lopen
Om onze afgevaardigden te doen draven
Le travail c’est la santé
Pour ça faut être augmentés
S’ils refusent de nous donner
Faut pas travailler
Werken is gezond
Daarom moet ons loon omhoog
Als ze weigeren
Werken we niet
La direction a proposé
Cinquante centimes aux délégués
Mais nous les femmes on a r’fusé
On n’demande pas la charité
De directie had een voorstel
Vijftig centiem beloofd aan de delegees
Maar wij vrouwen hebben geweigerd
We vragen geen liefdadigheid
Le travail c’est la santé
Pour ça faut être augmentés
Les centimes c’est pas assez
Pour se faire crever
Werken is gezond
Daarom moet ons loon omhoog
Centiemen zijn niet genoeg
Om elke dag te creperen
Op de melodie van “Le travail c’est la santé” van Henri Salvador uit 1965.
Evenementen
• In het kader van de vijftigste verjaardag van de vrouwenstaking bij FN organiseert Marianne, de vrouwenbeweging van de PVDA, op 20 februari een “Herdenkingsactie”.
Op het programma: wandeling in Herstal in de voetsporen van de staking; vertoning van een documentaire met getuigenissen van voormalige werknemers; getuigenis van Annie Massay, de vakbondsvertegenwoordigster die betrokken was bij de strijd; ontmoetingen met de vakbonden; info over het PVDA-voorstel voor een 30-urige werkweek.
Afspraak om 10 u. bij Geneeskunde voor het Volk in Herstal, Francisco Ferrerlaan 26, 4040 Herstal.
• Het ABVV en het ACV van Luik organiseren van 15 februari tot 26 maart een tentoonstelling in samenwerking met IHOES en Carhop: “Femmes en colère. Leur combat d’hier et d’aujourd’hui pour demain.” De tentoonstelling is te zien in de oude gebouwen Pre-Madame, in Herstal. Meer informatie op femmesencolere.be.
Het glazen plafond houdt nog steeds stand
Vijftig jaar na de staking is er in België nog steeds een loonkloof tussen mannen en vrouwen. Voor Maartje De Vries, voorzitster van PVDA-vrouwenbeweging Marianne, duurt de feministische strijd vandaag voort. In lijn met de staaksters van FN.
“Vandaag, vijftig jaar na datum, blikken we trots terug op de geweldige strijd die de arbeidsters van FN in 1966 hebben gestreden. Gelijk loon voor gelijk werk, dat was het doel. Hoewel de gevraagde 5 frank per uur extra niet helemaal verkregen werd, behaalden deze vrouwen toch een klinkende overwinning. De staking van de arbeidsters van FN heeft een bijzondere betekenis voor de sociale geschiedenis, voor het feminisme in België, en voor de integratie van vrouwen en van vrouweneisen in het vakbondswerk.
Terugblikkend op deze fantastische strijd kunnen we niet anders dan stilstaan bij het heden. Ondanks het feit dat toen hard gevochten werd voor gelijke verloning, stoten we vandaag nog steeds op een loonkloof van 22%. De ongelijkheid op de arbeidsmarkt blijft hardnekkig. Vrouwen werken namelijk veel minder vaak voltijds dan mannen. En dat verklaart gedeeltelijk de factor loonkloof. De meerderheid doet dat omdat het niet anders gaat. Ofwel werken ze in vrouwelijke sectoren met vaak laagbetaalde jobs en met amper voltijdse banen. Ofwel speelt de zorgkloof en het hardnekkige stereotype dat vrouwen verantwoordelijk zijn voor de zorg en hun rol in het huishouden. De combinatiedruk tussen werk en privé neemt zienderogen toe. Vaak is de enige oplossing minder uren te werken om zo de taken thuis rond te krijgen. Overwegend zijn het vrouwen die minder uren werken. Dat is niet zonder gevolg voor hun financiële toestand. Niet alleen verdienen ze een stuk minder dan mannen. Ze bouwen ook minder pensioenrechten op waardoor ze op latere leeftijd een hoog risico op armoede lopen. Deze situatie wordt versterkt door het rechtse beleid dat verschillende regeringen vandaag voeren. Dat beleid raakt vrouwen hard. Denk maar aan de besparingen en de afbouw in de publieke kinderopvang, waardoor er minder betaalbare plaatsen te vinden zijn. Of aan het verminderen van de inkomensgarantie-uitkering. Dat snijdt bij veel vrouwen diep in het vlees.
Als we de loonkloof willen dichten, hebben we een ander beleid nodig. Een beleid dat ervoor kiest de grote rijkdom die in de samenleving wordt geproduceerd, terug te laten vloeien naar die samenleving. Een beleid dat investeert in sterke openbare diensten, die hun verantwoordelijkheid opnemen in de zorg en zo de druk op de gezinnen verlichten. Een beleid dat mensen opnieuw ademruimte geeft en zorgt voor kwaliteitsvolle en voltijdse banen, dat het mogelijk maakt dat zowel gezinnen als alleenstaanden zich niet kapot moeten combineren.
Dat kan met een werkweek van 30 uren. Met deze collectieve arbeidsduurvermindering met loonbehoud houden we de sleutel in handen om de loonkloof te dichten.”
Dit artikel komt uit het maandblad Solidair van februari 2016. Abonnement.
Reageren op dit artikel? Mail naar redactie@solidair.org.