Niemand die er nog aan twijfelt: het gaat bergaf met de wereldeconomie. De conjunctuur laat het afweten, er wordt zelfs gevreesd voor een nieuwe krach. Ook als het zo’n vaart niet loopt, zullen we het voelen. Alle indicatoren staan op rood.
In 2017 leek de crisis van 2008 eindelijk van de baan. De wereldhandel veerde op en zelfs in de zwaar getroffen Europese Unie klonken optimistische voorspellingen. Voor het eerst trok de Amerikaanse Centrale Bank (de FED) de intrestvoet opnieuw de hoogte in, van de historisch lage 0,25% naar 2,5% eind 2018. Het was een teken van een aantrekkende conjunctuur. Ook de Europese Centrale Bank (ECB) stopte eind 2018 haar opkoopprogramma van staatsobligaties1. Maar vorige week besliste de ECB om het weer op te starten, uit schrik voor een nieuwe recessie. Er is opnieuw storm op komst.
Het kapitaal staakt
Het belangrijkste signaal is een gelijktijdige en algemene vertraging van de groei in bijna alle belangrijke landen van de wereld. De grootste economische spelers op wereldvlak - de VS, China, Japan en de Europese Unie - kennen allemaal een vertraging van de groei. De landen van de eurozone bijvoorbeeld kennen al zeven opeenvolgende maanden een dalende groei. Exportkampioen Duitsland incasseert de zwaarste klappen en sleept de aanvoerlanden mee naar beneden. De groeivertraging wordt veroorzaakt door een daling van de industriële productie, van de investeringen en de productie van intermediaire goederen. Voorlopig houden alleen de diensten en de consumptiegoederen een algemene recessie tegen. Dat blijkt uit de evolutie van de PMI-index, de meest betrouwbare thermometer van de conjunctuur op wereldvlak. Hij meet de evolutie van de industriële productie en bestellingen en zit nu op zijn laagste niveau sinds 2012.2
De investeringen zijn bijzonder laag sinds de krach van 2008. Het probleem is niet een tekort aan kapitaal, maar aan projecten met een voldoende winstmarge. Daarom zoekt het kapitaal andere wegen, zoals speculatie en financiële engineering. Het IMF publiceerde zopas een rapport waaruit blijkt dat niet minder dan 40% van de buitenlandse investeringen (of 15.000 miljard dollar), spookinvesteringen zijn, niet-productieve investeringen in multinationale groepen die alleen dienen om belastingen te ontwijken.3 De helft daarvan komt terecht in onze buurlanden Luxemburg en Nederland, de meest aantrekkelijke belastingparadijzen.
Nu komt daar de onzekere internationale toestand bovenop, met als grootste spelbreker de handelsoorlog tussen de VS en China. Vermits die snel escaleert, is het onzekerheid troef. De onweerswolken over de wereldeconomie zijn sinds 2009 nooit zo dreigend geweest.
De tekenen aan de wand
Veelzeggend is de reactie van de beleggingsfondsen, de pensioenfondsen, de banken, de verzekeraars. Beurzen wippen zenuwachtig op en neer in het vooruitzicht van dalende winsten. Als ratten verlaten de grote beleggers het zinkend schip. Tegelijk komt er een rush naar veilige staatsobligaties. Daarom worden op dit ogenblik twee zeldzame fenomenen vastgesteld die meestal een recessie voorafgaan.
Het eerste fenomeen is de omkering van de intrestvoeten. Als je een overheidsobligatie koopt, krijg je in normale omstandigheden een hogere intrest naargelang de termijn van de obligatie oploopt. Een obligatie op tien jaar levert enkele procenten meer op dan een obligatie op drie maanden. Op de markten waar obligaties verhandeld worden (de ‘secundaire markt’) is dit nu omgekeerd. Omdat beleggers een veilige haven zoeken tegen de opkomende storm is er meer vraag naar langetermijnobligaties. Dit doet hun prijs stijgen en hun rente dalen. Resultaat: de opbrengst van obligaties op tien jaar is nu lager dan die van obligaties op drie maanden. Uit ervaring blijkt dat dergelijk fenomeen meestal binnen het jaar gevolgd wordt door een economische recessie, een negatieve groei.
De Westerse economieën hebben zich maar zeer langzaam hersteld na de grote collaps van 2008.
Het tweede fenomeen is nog spectaculairder: de negatieve intrestvoeten. De Westerse economieën hebben zich maar zeer langzaam hersteld na de grote crisis van 2008. Om dat te verhelpen hebben de Centrale Banken de intrestvoeten tot bijna nul gedrukt. Dit moest de bedrijven stimuleren om leningen aan te gaan, daarmee te investeren in de reële economie en zo de economie uit het slop te trekken. Maar zij negeren dat signaal en lenen alleen geld om te beleggen op de beurs of om hun eigen aandelen op te kopen, niet om productief te investeren. Wie rijk is, leent geld om het in vastgoed te beleggen, wat de prijzen op de huizenmarkt doet exploderen. De kleine spaarders betalen twee keer de prijs: door de lage intrest brengt hun spaargeld niks meer op en tegelijk swingen de woningprijzen en huurprijzen de pan uit, omdat speculanten grote sier maken.
De rente is al laag en daar komt het bovengemeld fenomeen bovenop. In het vooruitzicht van slechtere resultaten op de beurs vluchten beleggers in staatsobligaties. De vraag is zo groot dat meer en meer landen obligaties uitgeven met negatieve rente: wie de overheid geld leent moet rente betalen. Je moet intrest betalen om geld te mogen beleggen. Twintig procent van de staatsfondsen wordt uitgegeven met negatieve rente. In totaal zouden nu al 16.000 miljard obligaties met negatieve rente in omloop zijn.4 Alle Duitse en Zwitserse staatsfondsen tussen twee en dertig jaar hebben negatieve rentes. In België en Frankrijk staat de teller op nul rente. Ook dat is een teken dat beleggers in het vooruitzicht van crisis kiezen voor veiligheid boven rendement.
Een andere situatie dan in 2008
Sinds de inzinking van 2008 zijn de vooruitzichten nooit slechter geweest. Maar er is ook een groot verschil met de situatie van tien jaar geleden. Het startpunt is slechter door de grote schuldenlast van de staten. Voor de heersende neoliberale economische dogma’s zijn bijkomende staatsuitgaven verboden. De Europese Unie bijvoorbeeld wijkt nog altijd geen strobreed af van haar strenge regels voor de begrotingen en de staatsschulden.
Er is een toestand waarin alle motoren tegelijk sputteren.
Een ander verschil is dat de wereld geen trekpaard heeft dat de economie en handel uit de ergste penarie kan trekken. Toen waren er de BRICS-landen5, was er vooral China met een expansief investeringsplan. Maar de Chinese maatschappij is in volle overgangsperiode en dat is een bewuste keuze. De ‘new normal’ is een groei van 6% en niet langer de ‘double digit’ cijfers boven de 10%. Er is met andere woorden een toestand waarin alle motoren tegelijk sputteren.
De motor die het minst sputtert, is nog altijd de Chinese economie, ook al haalt die maar de helft van de groeivoet van tien jaar geleden. China wil zijn groei niet langer afhankelijk houden van lagelonenproductie en uitvoer. Het richt zich op de ontwikkeling van de binnenlandse markt, hogere koopkracht en investeringen in strategische sectoren. China wil opklimmen op de ‘waarde-keten’ en zelf zijn componenten maken in 10 high-tech domeinen. Het heeft daarvoor het ambitieuze plan Made in China 2025 opgemaakt, dat door de overheid met alle middelen ondersteund wordt. Het betekent ook dat China niet meer zal handelen zoals in 2008, toen het op de wereldcrisis reageerde met een groots plan voor investeringen in infrastructuurwerken. Alle aandacht gaat nu naar de sectoren met hoge toegevoegde waarde. Het is een overgang van lagelonenproductie naar hoogtechnologische productie. Het is een strategische overgang van extensieve accumulatie, die steunt op aanvoer van verse arbeidskrachten uit het platteland, naar intensieve accumulatie, die steunt op verhoging van de productiviteit. In die situatie zal China zich moeten inspannen om de 6% groei te behouden, zeker wanneer de handelsoorlog verder escaleert. De uitvoer naar en de invoer van de VS toonden in augustus een daling van respectievelijk 16 en 22% tegenover vorig jaar. En voor het eerst dalen ook de globale uitvoercijfers.
De Europese motor is sinds 2008 nooit echt op gang gekomen. Zelfs de 2.600 miljard euro geldschepping van de Europese Centrale Bank heeft de economie niet uit het slop gehaald. Het opkopen van staatsfondsen heeft de beleggers en speculanten vleugels gegeven maar het geld is niet gebruikt waar het voor bedoeld was, namelijk nieuwe leningen voor de industrie. De investeringen stagneren al tien jaar in de Europese Unie, de kapitaalvoorraad per werknemer is stabiel. Het geld dat naar de banken stroomde, heeft alleen maar nieuwe speculatiebubbels geblazen. ECB-voorzitter Mario Draghi kreeg daarom zelfs zware tegenstand in eigen midden tegen een heropstart van het opkoopprogramma van obligaties. Zeven van de 25 bestuurders van de ECB stemden tegen, omdat ze het nut ervan betwisten. Onder hen de hoofden van de Franse, Duitse, Nederlandse en Oostenrijkse centrale banken.
Het geld dat naar de banken stroomde, heeft alleen maar nieuwe speculatiebubbels geblazen.
De Europese Unie legt bovendien een ijzeren budgettaire klem rond nieuwe overheidsinvesteringen. De staten hebben zich in schulden gewerkt om de banken te redden en de groei is te klein om overschotten te genereren. Zo zwalpt de Europese economie verder, onder dwang van Duitsland, dat tot hier toe het meeste winst uit die situatie kon halen en ook als motor bleef fungeren. Maar ook hieraan komt een einde. Duitsland is vandaag de sterkste daler van de hele eurozone. Sinds eind 2018 daalt de industriële productie maand na maand. In juni was de productie met 5,2 procent gezakt tegenover een jaar eerder en met 7,5% sinds eind 2017. Dat heeft alles te maken met de Chinese ommekeer. Toen de crisis van 2008 uitbrak was de Duitse export voornamelijk binnen-Europees. Duitsland kon de daling van de uitvoer naar de Zuid-Europese landen opvangen door uitvoer naar China. Duitsland voerde massief machines, luxewagens, chemische en medische producten uit naar een explosief groeiend China. Maar door de nieuwe strategie en de technologische klim van China wordt het land minder afhankelijk van buitenlandse inbreng. En bovendien wordt Duitsland nu ook bedreigd door Amerikaanse invoerheffingen.
Als Duitsland stil valt, riskeren ook alle toeleveranciers meegesleept te worden, en dat zijn er veel. Duitsland staat voor niet minder dan 29% van het bbp in de eurozone en een op vier arbeiders werkt voor de export. Leveranciers van onderdelen in België en Nederland, maar ook in Frankrijk en Italië zullen direct de weerslag hiervan ondervinden, terwijl landen als Tsjechië, Hongarije en Polen bijna onderaannemers geworden zijn van de Duitse industrie.
In de Europese Unie zal daar een brexit bovenop komen, waarvan de weerslag zeer uiteenlopend wordt ingeschat. In elk geval zal het een bijkomende verstoring van de handelsstromen veroorzaken en in veel gevallen prijsverhogingen als er geen nieuw vrijhandelsakkoord komt. Het verhaal van de Europese Unie lijkt meer en meer op dat van Japan, dat sinds 1990 vecht met een langlopende trage groei of stagnatie, ondanks alle monetaire stimulansen.
De enige onbekende blijft de Verenigde Staten, met een president die alle gebaande wegen verlaat. Donald Trump heeft zijn presidentschap te danken aan de belofte om de economie aan te vuren en werkgelegenheid te scheppen. Dat zou gebeuren door een groots investeringsprogramma en vermindering van belastingen voor rijken en bedrijven. Alleen dat laatste is er gekomen en leek aanvankelijk resultaat op te leveren. Met groeicijfers van 4% kon de FED het zich veroorloven om de intrestvoeten voor het eerst sinds 2009 terug op te trekken. Maar ondertussen zit ook de VS op het hellend vlak van groeidaling en is de eerste daling van intrestvoeten een feit. Volgens Trump moeten de intrestvoeten nog sneller omlaag, want de economische groei is zijn grootste troef voor herverkiezing in 2020. Daarom scheldt hij Jerome Powell, de gouverneur van de FED, de huid vol, maar die verklaart zich onmachtig om met intrestvoeten recht te trekken wat door de handelsoorlog wordt scheefgetrokken.
De VS stevenen heel waarschijnlijk op nulgroei af.
De meest recente cijfers tonen een daling van de investeringen en een slabakken van de productie. Het lijkt onvermijdelijk dat ook de consumentensector de gevolgen van de invoertaksen zal voelen. Als Trump al zijn dreigingen van invoertaksen waarmaakt, tegen Chinese invoer, tegen auto-invoer uit Europa en Mexico, dan zal tegen het einde van 2019 ongeveer 95% van alle invoerproducten belast zijn met een invoertaks van 15 tot 30%. Daarmee zou de VS zelfs de landen met de hoogste invoerrechten, zoals Brazilië en Argentinië, voorbijsteken en gemiddeld meer dan 10% invoerrechten heffen. Tegen het eind van het jaar zou dat een meeruitgave van 500 à 1000 dollar per gezin betekenen door prijsverhogingen. Vooral de bijkomende heffing van 15% op werktuigen, kleding, schoeisel en een hele reeks elektronica, die gepland is voor 15 december, zal de Amerikaanse gezinnen in volle aankoopperiode raken. Het zou wel eens de consumptiesector kunnen wurgen, die verantwoordelijk is voor 75% van de groei. Met andere woorden, ook de VS stevenen heel waarschijnlijk op nulgroei af.
Van handelsoorlog naar tech-oorlog
Op 18 maart 2018 stuurde Trump zijn fameuze tweet de wereld in: “Trade Wars are good and easy to win”. Sindsdien escaleert de handelsoorlog heel snel. Er zijn nu taksen op 350 miljard dollar invoerproducten en straks komen daar nog heffingen op 200 miljard dollar bovenop. Op dag 424 van de handelsoorlog heeft de VS heffingen tussen 15 en 25% op 550 miljard dollar Chinese producten en heeft China tegenmaatregelen genomen op 185 miljard dollar producten uit de VS. De reactie uit China is dus vrij gematigd en treft vooral landbouwproducten zoals soja. Maar China heeft al duidelijk te kennen gegeven dat het in geen geval zal wijken en bereidt zich voor op een lange confrontatie. Xi Jinping liet weten dat er in geen geval toegevingen zullen komen op de kernpunten van de economische politiek, met name de steun aan staatsbedrijven, een staatsgeleid economisch beleid en bescherming van de eigen high-tech sector.
Achter de handelsoorlog schuilt een veel belangrijkere oorlog: de strijd om de wereldheerschappij.
De tegenstand in de VS zelf lijkt de president niet te raken. Want achter de handelsoorlog schuilt een veel belangrijkere oorlog: de strijd om de wereldheerschappij. Daar zijn alle segmenten van het politieke spectrum zeer gevoelig voor. Trump weet meer en meer Amerikaanse boegbeelden te overtuigen dat die zal worden uitgevochten als een strijd voor suprematie in de hoog technologische sectoren. China heeft zich opgewerkt door overdracht van technologie, door steun aan zijn staatssectoren, door zijn exportoverschotten. Zo kan China op dit ogenblik concurreren met de hightechgiganten in toekomstsectoren zoals artificiële intelligentie, telecom, quantum computing en space tech. Dit is op termijn de grootste bedreiging voor de VS en de belangrijkste beweegreden voor de politiek van Trump. Dat werd bijzonder duidelijk toen de VS de oorlog aanbond met Huawei, de Chinese wereldleider in 5G-technologie. Het begon met de aanhouding van de Huawei CEO Meng Wanzhou in Canada, gevolgd door een oorlogsverklaring van Google die niet langer apps zou leveren voor de Huawei-smartphones.
Van handelsoorlog is het geëvolueerd naar een kwestie van strategische veiligheid. Het veiligheidsargument wordt gebruikt om bedrijven te weren en overnames tegen te houden. Aanvankelijk botste dit op de tegenstand van Silicon Valley en de ‘globalistische’ high-tech sector. Maar ook Google werpt zich nu in het strijdperk, wat erop wijst dat Trump een gevoelige snaar heeft geraakt. Het strategisch belang om China te counteren wordt nu erkend door zowel Republikeinen als Democraten. Zelfs een overwinning van de Democraten zal niet noodzakelijk voor een strategische koerswijziging zorgen. Was het trouwens niet Obama die als eerste de richting aanwees met zijn Pivot to Asia?6
Trump voelt zich in elk geval de juiste man om China definitief een halt toe te roepen. Tijdens de top van Biarritz liet hij het achterste van zijn tong zien en sprak de dreiging uit om een beroep te doen op de speciale International Emergency Economic Powers Act van 1977, die nu al gebruikt wordt om Iran, Cuba en Venezuela te boycotten. Zoals gewoonlijk maakte hij het duidelijk met een brutale tweet: “ Amerikaanse bedrijven krijgen hierbij het bevel om onmiddellijk een alternatief te zoeken voor China”. Er wordt nu gespeculeerd dat Trump wel eens zijn tweede mandaat zou kunnen gebruiken om een ‘loskoppeling’ te forceren tussen de Amerikaanse en de Chinese economie, zoals dit het geval was met de Sovjet-Unie tijdens de koude oorlog. De Emergency Act zou de nationale veiligheid kunnen inroepen om Chinese producten te weren en de uitvoer van sommige producten te blokkeren.
Vandaar is het maar een kleine stap naar politieke en militaire dreiging. Het eerste sterke signaal daarvan is de waarschuwing aan China om de wet te respecteren in Hong Kong. Het is duidelijk dat de VS actief de onafhankelijkheidsbeweging in de oude Britse enclave aanmoedigt. Trump gebruikt nu al Hong Kong als wisselmunt in de onderhandelingen over handel. En na Hong Kong zal het bijna zeker Taiwan uitspelen. In de toekomst behoort een militaire escalatie ook tot de mogelijkheden.
Krach of langzame glijbaan?
Een wereldwijde krimp van de economische activiteit is op dit ogenblik al een feit. Komt daar zoals in 2008 een spectaculaire krach bovenop? Een beurskrach is niet uit te sluiten, want iedereen is het erover eens dat de beurskoersen fel overgewaardeerd zijn. De Amerikaanse Beurs kent sinds 2009 een bijna onafgebroken spectaculaire groei die helemaal niet in verhouding staat tot de groeicijfers van de Amerikaanse of mondiale economie. Sinds de komst van beursminnaar Trump als president kan de pret niet op en steeg Wall Street van 17.888 naar meer dan 27.000 punten. Speculanten proberen hier zo lang mogelijk van te profiteren in de veronderstelling dat ze zich nog tijdig, voor de val, kunnen terugtrekken. Als dat op grote schaal misloopt, krijg je een krach die alle fictieve rijkdom wegveegt, de financiële wereld dooreenschudt en waarschijnlijk ook de reële economie meesleurt. Het kan elk ogenblik gebeuren, uitgelokt door een onverwacht evenement. Maar het kan ook een schokkende glijbaan naar beneden worden. In tegenstelling tot 2008 is er vandaag het geleidelijk wurgend effect van de handelsoorlog die de economische activiteit naar de dieperik trekt.
De dogma's van de markt verlaten wordt een dringende noodzaak.
De pogingen om uit het slop te geraken met monetaire politiek, met lage intrestvoeten en met opkoopprogramma’s van de Nationale Banken zijn voor het overgrote deel op niets uitgedraaid. Een periode van scherpe crisis kan tot grote chaos leiden en zal dwingen tot radicale keuzes. De dogma’s van de markt verlaten wordt een noodzaak, om te kiezen voor openbare investeringsprogramma’s die een sociale en ecologische zwenking realiseren. De transitie naar een duurzame economie vergt reusachtige investeringen, een absolute voorwaarde om de klimaatverandering binnen leefbare perken te houden. Die programma’s kunnen alleen gerealiseerd worden als de overvloedige kapitalen, die nu onproductief circuleren bij monopolies, beleggings- en speculatiefondsen en uiteindelijk bij de 10% rijksten der aarde, op een productieve manier ingezet worden. Zij moeten de staatsfondsen spijzen die nodig zijn om de ecologische transitie mogelijk te maken. Dat is bijvoorbeeld wat de New Green Deal programma’s van Bernie Sanders en Alexandria Ocasio-Cortez voorstellen.
De historische ervaring leert dat de bourgeoisie dit alleen onder zware druk van de klassenstrijd toestaat, als haar belangen zo hard bedreigd zijn dat het gehele systeem wankelt. Dit is wat de internationale machthebbers het meeste vrezen. Dat de uitzichtloze economische én ecologische crisis de roep naar een ander maatschappijmodel opnieuw doet opleven. Dat model is het socialisme 2.0, dat de noden van mens en planeet centraal zet en niet de winst
De diepe oorzaak van de crisis
Het kapitalisme kan niet zonder groei, wordt wel eens gezegd. Maar waarom ligt de economische groei in het Westen dan al meer dan tien jaar zo goed als plat? In de media ga je daar nooit een ernstige uitleg voor vinden. Er worden steeds externe oorzaken gezocht. Het is een kwestie van de banken, van de beurs, van het vertrouwen, van de handelsoorlog. Nooit van het kapitalisme.
Het kapitalisme kan inderdaad niet zonder groei. De motor daarvan is de accumulatiecyclus, zoals die geanalyseerd is door Marx. Kapitaal wordt geïnvesteerd om op te brengen, om winst te maken. Kapitaal moet accumuleren, moet groeien. Dat kan alleen door arbeiders aan het werk te zetten om te produceren, liefst tegen de laagst mogelijke kostprijs. Alle geproduceerde rijkdom komt voort uit arbeid en dat is ook de enige bron van winst. Wie het meest winst maakt kan het meest investeren om zijn concurrenten van de markt te verdrijven. Voor alle marktfanaten is dat een fantastisch systeem dat zorgt voor welvaart en dat zorgt voor altijd maar groeiende rijkdom. De overheid moet zich daar zo weinig mogelijk mee bemoeien, want het systeem heeft zijn eigen smeerolie, de jacht naar winst van de kapitaalbezitters.
De realiteit toont het omgekeerde. Met de regelmaat van de klok draait dit systeem in de soep. Het kapitalisme heeft al meer periodes van crisis gekend dan periodes van bloei. De diepere oorzaak van het vastlopen, is te vinden in de interne tegenstellingen van het systeem. Marx wijst op verschillende factoren. Terwijl levende arbeid de bron is van rijkdom wordt altijd maar arbeid uitgespaard. Zo droogt de bron van rijkdom op en is er op lange termijn een tendens tot daling van de winstvoet. Er wordt niet geïnvesteerd als de winstverwachtingen niet hoog genoeg zijn. Er is ook een tendens tot onevenwicht tussen productiecapaciteit en koopkracht. Kapitalen stromen naar sectoren waar de winst het hoogst is, wat kan leiden tot overproductie. De besparingen op werkgelegenheid, op lonen en sociale uitkeringen maken de situatie nog erger, want de koopkracht stagneert of daalt. Als die factoren samen werken en mekaar versterken, krijg je een aanslepende crisis van lange duur. Dan zijn maatregelen zoals lage intresten of monetaire stimulansen niet in staat om het tij te keren. Dat is nu het geval.
1. De ECB heeft sinds 2015 massaal obligaties opgekocht, tot 80 miljard euro per maand. Ze heeft intussen voor meer dan 2.600 miljard euro aan obligaties op haar balans staan.
2. De PMI-index meet elke maand in 40 landen of de industriële groei toeneemt of afneemt. Als de groei stabiel blijft staat de index op 50, als hij toeneemt klimt hij boven de 50 en als hij afneemt daalt hij onder de 50. Het is een ‘gewogen’ index, dat wil zeggen dat de grootste landen het zwaarst wegen.
3. Jannick Damgaard, Thomas Elkjaer, and Niels Johannesen, The Rise of Phantom Investments, IMF, Finance & Development, september 2019
4. De Tijd, 24 augustus 2019, “Waarom zou helikoptergeld niet mogen en absurde negatieve rentes wel”?
5. De opkomende economische machten, namelijk Brazilië, Rusland, Indië, China en Zuid-Afrika (BRICS).
6. Pivot to Asia (Wending naar Asia) was een groots initiatief van Obama om China te stoppen. Hij onderhandelde met de buurlanden van China over een Trans Pacific Partnership (TPP), waaarmee hij die aan de VS wilde binden en China isoleren. Voor meer info, lees het interview op Solidair.org met Jude Woodward, auteur van Amerika tegen China – De nieuwe Koude Oorlog?
Reageren op dit artikel? Mail naar redactie@solidair.org.